Bach, J.S.: 6 Motetten. Collegium vocale Gent o.l.v. Philippe Herreweghe. Phi LPH 002 (62’42”). 2011
De grote componisten uit de muziekgeschiedenis verschillen goeddeels van elkaar doordat ze hetzij het einde van een epoche, hetzij juist het begin van een nieuwe markeren. Bach behoort bijvoorbeeld duidelijk tot de eerste categorie. Hij blikte als het ware terug om vervolgens op de verworvenheden uit het verleden een fraaie kroon te plaatsen. Heel duidelijk zien we dit in de Motetten gedocumenteerd. Bach heeft zich nog eens grondig in dit genre – denk aan Guillaume de Machaut – verdiept.
Op het reproducerende vlak maakt de nieuwe reeks uitvoeringen van het Collegium vocale uit Gent, hier vertegenwoordigd door wisselende over Coro I en II verdeelde vocale bezettingen op het vlak van zuiverheid, homogeniteit, virtuositeit, transparantie, nuancering en elan een voorbeeldige indruk. Aan instrumentale kant worden ook wisselend een strijkkwartet, vier houtblazers plus vier koperblazers en een basso continuo met orgel aangewend. Hier is op basis van de Bärenreiter Urtext goed over nagedacht.
Het doet de beide grootgedimensioneerde werken, ‘Jesu meine Freude’ en ‘Singet dem Herrn ein neues Lied’ alleen maar goed. Eerder, in 1985 al, had Herreweghe dit zestal werken met zijn koor vastgelegd, toen met de Parijse Chapelle royale (Harmonia Mundi HMC 90.1231).
Andere rivalen zijn o.m. Kuijken (Accent ACC 9287), Rilling (Hänssler 92069) en Harnoncourt (Teldec 0630-17430-2). Vergelijk desnoods ook nog wel met een paar pure a cappella versies, bijvoorbeeld die van het Nederlands kamerkoor onder Peter Dijkstra (Channel Classics CCS SA 27108), Cantus Kölln onder Konrad Junghänel (Duitse Harmonia Mundi 74321-93543-2) en The Sixteen van Harry Christophers (Hyperion CDA 66369). Maar er is alle aanleiding om voorlopig voorrang te verlenen aan de zeer verzorgde nieuwe uitgave. Grappig dat die is gemaakt in de al uit de jaren vijftig vorige eeuw met akoestisch succes gebruikte Jesus Christus kerk in Berlijn-Dahlem.