Beethoven: Symfonieën nr. 1-9; Ouvertures Die Geschöpfe des Prometheus; Leonore 3; Fidelio; Coriolan; Egmont; Die Ruinen von Athen; Zur Namensfeier; König Stephan. Katerina Beranova (s), Lilli Paasikivi(s), Robert Dean Smith (t), Hanno Müller-Brachmann (b) met het MDR omroepkoor, Gewandhaus koor, -kinderkoor en – orkest o.l.v. Riccardo Chailly. Decca 478.2721 (5 cd’s, 6u 12’19”). 2007/9
Een warm welkom voor de ongeveer zesenvijftigste volledige opname van de Beethovensymfonieën. Dat is niet ironisch bedoeld, maar geeft slechts aan dat het dringen is om nog aandacht te krijgen voor deze materie. De zevenenvijftigste is trouwens al aangekondigd: die komt van Frans Brüggen in tweede lezing.
Je kunt natuurlijk ook zo redeneren: hoog tijd dat Decca na de prachtige reeks van Schmidt-Isserstedt uit 1964 en de niet zo bijzondere van Georg Solti uit 1972 met een representatief alternatief komt voor de opmerkelijkste en uitverkoren andere opnamen op andere in dit opzicht actievere labels.
Een theoretische inventarisatie vooraf van wat de Leipzigers te bieden hebben, is nuttig. Blijkens de programmatoelichting wordt grote waarde toegekend aan Beethovens metronoomaanduidingen (terwijl die juist altijd erg omstreden waren).
Men hoeft helemaal niet Willem Retze Talsma en Harke de Roos in hun opvattingen te volgen om ook van oordeel te zijn dat die later door de dove Beethoven toegevoegde waarden nogal onwaarschijnlijk zijn in de praktische handhaving. In Beethovens tijd en lang daarna waren zeker de contrabassisten zeker niet in staat om zo rap te ageren. Roger Norrington en zijn London Classical Players en in wat minder mate Jos van Immerseel waren op dit punt voorgangers van Chailly, maar zeker Norrington overtuigde vriend noch vijand. Hoe opvallend ook, het was geen succes en geen blijvertje. Als in de finale van de Vierde blijkt een kwart op 168 of 172 moeilijk haalbaar en het Adagio uit nr. 9 maakt wanneer het tweemaal zo snel wordt gespeeld dan gangbaar een stuk minder indruk. Arme contrabassisten ook, al blijkt dat de huidige in hun wendbaarheid respect afdwingen.
In het algemeen blijken bij Chailly de meeste tempi derhalve aan de nogal snelle, gestroomlijnde kant, met herhalingen is men gul, de bezetting lijkt van vrij klein tot vrij groot op te lopen. Uit elders verstrekte informatie blijkt, dat Chailly (58), die in zijn Amsterdamse tijd niet zoveel aandacht aan de symfonieën van Beethoven schonk, niet – zoals de meeste dirigenten tegenwoordig – de Neue Beethoven Ausgabe van Jonathan del Mar volgt, maar vasthoudt aan de vertrouwde oude Peters dito uit eind negentiende eeuw.
Daarentegen wordt niets verteld over de gebruikte uitgave, de inachtneming van herhalingen, de bezetting.
Wat voortdurend als lofwaardig te registreren valt, zijn de enorme precisie van het orkestspel en de sterk uitgespeelde dynamische contrasten (sforzati bijvoorbeeld). De cyclus werd over een periode van drie jaar in Leipzig vastgelegd en was daar, maar deels ook in Wenen, Parijs en Londen ‘live’ te beluisteren.
Chailly zet er dus nogal de sokken in en bij alle bewonderenswaardig perfectionistische afwerking maakt dat soms een wat gehaaste, jachtige indruk die soms de dramatiek verhoogt, maar die ook een gevoel van oppervlakkigheid kan nalaten.
Stimulerend is het wel voor een keer, zo boordevol energie als de muziek uit de luidsprekers stroomt. De dirigent daagt de luisteraar uit om hem te volgen in zijn gedurfde recreatieve avontuur dat de luisteraar soms naar adem happend achterlaat.
De tijd dat in de Negende bij voorkeur wereldberoemde zangers werden ingezet, is voorbij zoals blijkt uit steeds meer recente opnamen. Een jonge sopraan kan in het voordeel zijn bij het gaaf en makkelijk realiseren van de hoogste noten. Korte biografieën van de solisten ontbreken helaas. Hier kwijten de vier solisten en de gebundelde koren zich heel goed van hun taak.
Net als eerdere opnamen uit het Gewandhaus klinken ook deze mooi en overtuigend, hoewel niet optimaal transparant. Is dit dus de met het nodige klaroengeschal aangekondigde uitgave die eindelijk het grote meesterschap van de componist volledig recht doet? Deels, maar als zo vaak toch niet helemaal, maar neem een paar luisterproeven om zelf te oordelen. De cruciale vraag is: hoe goed is deze voortvarende, maar wat eenzijdige aanpak tegen herhaling bestand? Vergelijk liefst met Harnoncourt (Teldec 3984-28144-2), Zinman (Arte Nova 74321-65410-2), Abbado (DG 477.5864), Gardiner (Archiv 439.900-2) of Karajan (DG 463.088-2).