Bellini: Norma. Maria Callas, Ebe Stignani, Mario Filippeschi, Nicola Rossi-Lemeni, Paolo Caroli en Rina Cavallari met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 747.304-8, 556.271-2 (3 cd’s, 2u 42’10”). 1954
Bellini: Norma. Maria Callas, Christa Ludwig, Franco Corelli, Nicola Zaccaria, Piero de Palma, Edda Vincenzi met het Ensemble van La Scala, Milaan o.l.v. Tullio Serafin. EMI 566.428-2 (3 cd’s, 2u 40’). 1960
Norma is Bellini’s beste opera dankzij het feit dat zijn prachtige muziek het wint van een intrige die bija als farce eindigt. De handeling speelt in Gallië gedurende de Romeinse bezetting. Pollione, een Romein, heeft de Gallische hogepriester Norma en haar beide kinderen in de steek gelaten om verder met een andere hogepriesteres, Adalgisa, door het leven te gaan.
Wanneer Norma de ontrouw van Pollione ontdekt, wil ze haar kinderen doden, maar deinst daarvoor terug. Adalgisa smeekt Pollione om terug te keren naar Norma, maar slaagt niet in deze opzet. Norma ontketent dan een oorlog tussen de Galliërs en de Romeinen, een conflict dat leidt tot het gevangen nemen van Pollione die ter dood wordt veroordeeld. Omdat Norma nog steeds van hem houdt, offert ze haar leven voor het zijne en klimt op de vuurstapel waar Pollione zich bij haar voegt.
Uit dit ruwe materiaal destilleerde Bellini een lyrisch drama dat zich in de tweede akte tenslotte tot een ware tragedie met veel grandeur ontwikkelt. Bellini’s meesterschap schuilt vooral in de lange, hoogst expressieve melodieën, zoals in de beroemde aria ‘Casta diva’, een ultieme bel canto sopraanaria en in de sopraan/tenor duetten ‘In mia man’ en ‘Qual cor tradisti’. Het lijkt niet overdreven om vast te stellen dat deze laatste akte het mooiste voorbeeld is van dramatisch bel canto ooit. Maar het betekent meteen ook dat de titelrol moeilijk in al zijn facetten tot leven is te wekken. De betreffende sopraan moet niet alleen alle kneepjes van het bel canto beheersen, maar ook goed met haar stem kunnen acteren.
Naast een mooie opname van Sutherland (Decca 475.790-2) beschikken we over twee nog mooiere van Callas. Het is moeilijk kiezen tussen beide. In de eerste opname klinkt haar hoge register mooier, in de tweede is haar middenregister fraaier. De oudere opname is een schoolvoorbeeld van echt theatraal zingen waarbij de haast bloedstollen dramatische momenten keurig in balans zijn met ogenblikken vol tere introspectie.
Filippeschi was een wat ondergewaardeerde tenor, maar zijn royale open tenor past goed bij de rol van Pollione; zijn latere rolgenoot Franco Corelli was verbluffender en levert indrukwekkende staaltjes hoe Bellini moet worden gezongen.
Eigenlijk zou men beide opnamen naast elkaar moeten bezitten, een keuze tussen beide is erg lastig, al heeft de versie 1960 het voordeel van stereo geluid.