Beethoven: 16 Strijkkwartetten; Grosse fuge op. 133. Artemis kwartet. Virgin 0708.592-5 (6 cd’s, 8u 36’48”). 2005/11
Het is al weer even gelden dat een complete reeks Beethovenkwartetten verscheen. Graag werd nog altijd verwezen naar de mooie, langzamerhand historische reeks van het Itialiaans kwartet (Philips 454.062-2) uit 1967/75. Daarna vielen vooral positief op het Végh kwartet (Astrée Naïve V 4871, Valois V 4400) en op dvd het Alban Berg kwartet (EMI 338.567-9, 338.580-9 en 338.592-9).
Het uit Natialia Prishepenko en Heime Müller (v) Volker Jacobsen en daarna Friedemann Weigle (va) en Eckart Runge (vc) bestaande Artemis kwartet brengt nu een frisse wind in de materie.
Beter als gesloten eenheid, gelijkmatiger dan de Italianen en minder ruw dan de Véghs vinden ze meteen aan het begin van op. 18 het tempo giusto en voldoende diepte in de langzame delen. De melodische lijnen golven fraai en in op. 18/2 krijgen we heel mooi elegant en zelfs geestig spel te horen.
De Rasoumovsky kwartetten worden levendig gearticuleerd en de wisselende toonkleuren zijn aangenaam. De dialogen tussen het viertal strijkers verlopen levendig en bieden nieuw inzicht in de werken.
De late kwartetten bieden een rijke menselijke ervaring, nu eens als krachtig statement, dan weer als intieme verstilling. Zowel de horizontale als de verticale aspecten wordt mooi recht gedaan en het contrapunt is mooi uitgewerkt. De vertolkingen bezitten ziel. Een hoogtepunt is het andante con moto uit op. 59/3.
Een volgend hoogtepunt is het uitdagende scherzo uit het Harpkwartet. In de late kwartetten volgt het Artemis kwartet een soort ‘stream of musical consciousness’ terwijl het zich toch goed aan de voorgeschreven aanduidingen houdt. In nr. 13 gebruiken ze terecht de Grosse Fuge als finale.
Zo ontstond een der betere (ook heel fraai in de tijd verdeeld in een studio in Keulen) opnamen van deze werken.
Hooguit het Takács kwartet (Decca 470.848-2, 470.847-2, 470.849-2 ) kwam met uitvoeringen op gelijk hoog artistiek niveau.