CD Recensies

BARTÓK: VIOOLSONATES, RAPSODIEËN, EHNES

 

Bartók: Rapsodieën nr. 1 BB 94a en 2 BB 96a; Vioolsonates nr. 1 BB 84 en 2 BB 85; Andante BB 26B; Alternatief slot van deel 2 Rapsodie nr. 1. James Ehnes (v) en Andrew Armstrong (p). Chandos CHAN 10705 (80’30”). 2011

 

Toen Ehnes in 2011 begon met een opname van Bartóks twee Vioolconcerten en het Altvioolconcert (Chandos CHAN 10690) was nog niet te vermoeden dat de violist zich wilde wijden aan een integrale opnamen van de alle werken voor viool. Dit zou betekenen dat ons nog de postume Vioolsonate in e, de 44 Duo’s voor twee violen, de Solosonate en – met een klarinet erbij – Contrasten te wachten staan. Maar op zich is het initiatief prachtig, temeer daar het in handen is van een grootheid als Ehnes.

Het is interessant te bedenken dat een componist die zoveel mooie kamermuziek met viool schreef dat deze zelf pianist en geen strijker was. Maar hij onderhield wel nauwe contacten met zijn ongelukkige liefde Stefi Geyer, Jelly d’Aranyi, Joseph Szigeti en Zoltán Székely plus aan het eind van zijn leven nog met Yehudi Menuhin. Geen wonder dat de onderhavige werken aan hen zijn opgedragen.

Het vroegste werk op deze cd is het losse Andante uit 1902, alle overige werken dateren uit de jaren twintig vorige eeuw. De substantiële werken uit de jaren twintig zijn soms wat bars en geven niet te makkelijk hun geheimen prijs, maar goede pleitbezorgers hebben. Na en nu naast Isabelle Faust met respectievelijk Ewa Kupiec en Florent Boffard (Harmonia Mundi HMN 91.1623 en 91.1702)  in 1996/9 en meer nog Christian Tetzlaff en Leif Ove Andsnes (Virgin 545.668-2) in een beperkter programma treedt nu dus Ehnes moedig en met succes in het strijdperk, al zorgt hij niet voor een alles overtreffende trap.

Ehnes stijl en toon staan meer in de traditie van Szigeti-Végh dan in die van Stern-Menuhin net als dat het geval is bij Kremer, Faust, Zehetmair en Tetzlaff, maar hebben toch een wat milder karakter wat velen welkom zal zijn. De wisselende perspectieven van de muziek komen goed uit de verf, de toon had misschien wat pittiger mogen zijn, maar de expressie wordt niet tekort gedaan. 

Wie graag het spelletje speelt: welke had wie als begeleider moeten hebben? Kan hooguit betreuren dat Ehnes niet iemand als Andsnes, die zo heel stimulerend voor Tetzlaff moet zijn geweest ter beschikking had (of zoals Argerich voor Kremer).

Concluderend: een belangrijke, globaal genomen heel geslaagde uitgave die naar de rest van de serie doet verlangen.