CD Recensies

BRITTEN: SERENADE VOOR TENOR, HOORN EN STRIJKORKEST; NOCTURNE

 

Britten: Serenade voor tenor, hoorn en strijkorkest op. 31; Nocturne voor tenor, 7 obbligato instrumenten en strijkers op. 60; Finzi: Dies Natalis op. 8. Mark Padmore (t) en Stephen Bell (hn) met Britten Sinfonia o.l.v. Jacqueline Shave. Harmonia Mundi HMU 80.7552 (78’29”). 2011

 

Sinds Peter Pears (Decca 436.395-2 en 468.801-2) heeft wel iedere Engelse tenor van standing een opname gemaakt van de Serenade: Martyn Hill, Ian Partridge, Ian Bostridge, Anthony Rolfe Johnson, Jerry Hadley, Neil Mackie, John Mark Ainsley, Robert Tear…. Bij de hoornisten sinds Dennis Brain, Barry Tuckwell en Alan Civil eigenlijk ook.

De teksten van de Engelse dichters – Cotton, Tennyson, Blake, Jonson en de populaire Anonymus zijn uiterst fijnzinnig op muziek gezet en de hoorn wordt geheel gelijkwaardig aan de stem behandeld

Dat leidde tot heel wat mooie opnamen met die van Bostridge als de tot nu toe waarschijnlijk mooiste. Maar ook Padmore  beschikt ook over alle middelen om het werk recht te doen: zijn stem is lucht, zijn dictie kristalhelder en zijn vermogen om alle nuancen van de tekst recht te doen is treffend. Met name de ‘Dirge’ krijgt hier een uitzonderlijk karakter.

De iets minder bekende Nocturne wordt al even doorleefd, poëtisch, maar wat intiemer aangepakt. Maar in plaats van Les illuminations is hier gekozen voor Finzi’s Dies natalis, een cyclus van vijf delen op tekst van Traherne uit 1939.

Philip Langridge zong het werk indertijd op Decca 468.807-2 (2 cd’s) en John Mark Ainsley op Hyperion CDA 66876, maar Padmore maakt een intiemer en geconcentreerder indruk. Het voortreffelijk begeleidende ensemble onder leiding van de concertmeester levert ook een topprestatie. Gelukkig laat de opname dat dynamisch en evenwichtig mooi tot gelding komen.