CD Recensies

BIZET: CARMEN, RATTLE

 

Bizet: Carmen. Magdalena Kožená, Jonas Kaufmann, Gena Kühmeier, Kostas Smoriginas, Christina Landshamer, Rachel Frenkel e.a. met het Koor en kinderkoor van de Berlijnse Staatsopera en het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 440.285-2 (2 cd’s, 2u 44’27”). 2012

 

Hoezeer Bizet zijn eigen aanvankelijke opzet kon verbeteren nadat hij als een der eersten een stap richting trivialiteit had gezet met het opkomstlied van Escamillo, wordt duidelijk wanneer we de nog in de Franse lyrische traditie staande aria van Micaëla vergelijken met de overige. Deze twee polen (Escamillo en Micaëla) bepalen het interpretatieve kader van Carmen, dat wil zeggen ze kunnen worden beschouwd als de uitersten van het werk. Daaruit volgt de eis dat Bizets meesterwerk het beste is gediend met een ‘classicistische’ interpretatie waarin het dreigende spanningsveld tussen Gounod en Mascagni moet worden vermeden. Met deze eis hangt een tweede nauw samen, namelijk dat de opera moet worden uitgevoerd in de oorspronkelijke vorm, met de door Oeser herstelde gesproken dialogen en niet met de door Guiraud achteraf geleverde recitatieven.

Aan deze voorwaarde voldoet de nieuwe opname. Maar hoe is het daar verder mee gesteld? Anders gevraagd: hoe Frans klinkt het werk in een geglobaliseerd muziekleven waarvan in dit geval slechts een paar Frans sprekenden in de kleinere rollen deel uitmaken. 

Het zal logisch zijn dat deze na opvoeringen tijdens het Salzburg festival opgenomen uitvoering niet direct een toonbeeld is van de vertrouwde Franse stijl, wat niet wegneemt dat er veel aan te bewonderen valt.

Carmen: dat is het verhaal van een zigeunerin die de persoonlijke vrijheid boven alles stelt, de geschiedenis van een vrouw die zich niets laat voorschrijven in haar voelen en handelen. Het is ook het verhaal van de brave sergeant José die door een vlammende liefde van het deugdzame pad afraakt en deserteert, van een man tenslotte die uit jaloezie tot moordenaar van zijn aanbedene wordt. Nietzsche zei het al: “Die Liebe, die in ihren Mitteln der Krieg, in ihrem Grunde der Todhaß der Geschlechter ist”.

 

 

Net als vroeger bij Karajan heeft de orkestrale kant een vooral prachtig opgepoetst symfonisch karakter. Prachtig in zijn soort en globaal steeds snel van tempi, maar wel met veel karakter.

Dan de zangers. Voor Kožená is de Carmenrol op het toneel nieuw. Ze is een vrij lichte Carmen in de geest van De los Angeles, Berganza en Von Otter. Net als zij weet ze te imponeren om te beginnen al door haar goede uitspraak en dictie. Maar op dramatische momenten schiet ze iets tekort en gaat de voordracht niet moeiteloos. Haar stem mist soms ook wat aan pure kracht over het hele bereik en ze klinkt vaak te beschaafd, fraai gefraseerd, maar niet ordinair genoeg.

Jonas Kaufmann geldt als een van de beste huidige Don José’s, maar hij lijkt hier niet optimaal bij stem te zijn; dan gaat hij persen, balanceert op het randje van de onzuiverheid en neigt naar het te klaaglijke.

We horen verder een echt heroïsche Escamillo van de heldenbariton Kostas Smoriginas en fraai ingevulde kleinere rollen. Daar is Genia Kühmeier als Micaëla de onverwachte grote uitblinkster. Een opvallend goede prestatie. Bij de koren is het kinderkoor duidelijk beter ingestudeerd, preciezer dan het gewone koor.

De eindindruk is: een interessante, best mooie, maar niet honderd procent idiomatische uitvoering die zeker het aanhoren waard is, maar niet meer dan een plaatsje op de tweede rij achter Beecham (de los Angeles), Abbado (Berganza), Karajan (Price RCA en Baltsa DG) naast Plasson (Georghiu), Maazel (Migenes) verdient.