Berg: Lulu.Teresa Stratas (s), Franz Mazura (b), Kenneth Riegel (t), Yvonne Minton (ms), Robert Tear (t), Toni Blankenheim (b), Gerd Nienstedt (bs), Jules Bastin (bs), Hanna Schwarz (s) e.a. met het Orkest van de Parijse Opéra o.l.v. Pierre Boulez. DG 415.489-2, 476.2524 (3 cd’s, 2u 50’55”). 1979
Bergs opera werd bij zijn dood onvolledig nagelaten en zijn weduwe Hélène hield jarenlang de voor completering noodzakelijke schetsen achter. Bij de première in Zürich werden alleen beide eerste aktes gebruikt en eindigde het stuk met een episode uit de derde akte als pantomime.
Veerig jaar lang bleef de opera een torso, maar toen Hélène in 1976 overleed, ondernam Friedrich Cerha een poging om het werk te voltooien. Dat leverde minder problemen op dan de weduwe had gevreesd.
De derde akte blijkt cruciaal te zijn voor het schema van Berg als een soort palindroom. Het kantelpunt is in het eerste tafereel van de tweede akte waar een zwijgende film de arrestatie, de veroordeling en de gevangen name van Lulu toont. Pierre Boulez was de eerste die deze versie in Parijs dirigeerde in 1979.
Waar Strauss’ Salome de fantasie van de destructieve allure van de vrouwelijke seksualiteit belichaamt, steekt Bergs Lulu gecompliceerder in elkaar en geeft het werk een goed beeld van de ingewikkelde persoonlijkheid van een fin de siècle femme fatale.
Lulu is zowel een zeer zelfstandige, moderne vrouw die haar seksualiteit als wapen gebruikt en die tegelijk het slachtoffer wordt van de mannen en vrouwen die haar als voorwerp gebruiken (het libretto rept zelfs van kindermisbuik). In de laatste akte zwerft ze door de Londense straten waar ze een slachtoffer wordt van Jack the Ripper.
Bergs muziek is gevat in een plooibare twaalftoons techniek die ruw en lyrisch, expressionistisch en dramatisch is. De harmonieën zijn rijker dan in Wozzeck, de muzikale en dramatische vorm zijn makkelijker te vatten wat deels te danken is aan een met Lulu verbonden Leitmotiv dat voortdurend een referentiepunt vormt.
De tijdens of na de Parijse opvoeringen gemaakte studio opname vormt nog steeds een van de hoogtepunten uit Boulez’ dirigeercarrière. Er schuilen een vrijheid en een spontaniteit in het geheel die het verloop onweerstaanbaar maken. Met schijnbaar gemak wordt het werk naar zijn onvermijdelijke einde gevoerd. Veranderingen van spanning, intensiteit, subtiele rubati: het is alles haast adembenemend. Teresa Stratas, beroemd vanwege haar vertolking van neurotische rollen, was een van de beste, zeer verleidelijke en sensuele Luluvertolkers ooit; Yvonne Minton tekent voor een gepassioneerd en emotioneel portret van Gräfin Geschwitz en beiden worden voortreffelijk bijgestaan door Franz Mazura als Dr. Schön en Kenneth Riegel als Alwa. Tot in de kleinste rollen is de bezetting keurig verzorgd. Iets beters, zelfs iets gelijkwaardigs is er (nog) niet als alternatief.