CD Recensies

BACH, J.S.: ORKESTSUITES NR. 1-4

Bach, J.S.: Orkestsuites nr. 1-4 BWV 1066/9. Boston Baroque o.l.v. Martin Pearlman. Telarc CD 80619 (73’20”). 2003 

 

Bach, J.S.: Orkestsuites nr. 1-4 BWV 1066/9. Japans Bach Collegium o.l.v. Maasaki Suzuki. BIS SACD 1431 (2 cd’s, 79’34”).2008

 

In de barokmuziek bestond de suite uit een aantal contrasterende delen met een danskarakter voorafgegaan door een al dan niet plechtige inleiding. Zo beginnen Bachs orkestsuites met een soort grandioze of statige ouverture die een verplichting aan de Franse muziek, met name aan die van Lully suggereert.

Maar zelfs dan schept Bach zijn eigen vormen door in elke ouverture een snel middelgedeelte te planten in het complexere Italiaanse concert.

In het algemeen roepen deze Suites de sfeer op van de vlotte elegantie van de hofmuziek. Wel is de Duitse dansvorm, de allemande, afwezig en domineren de min of meer verplichte bourrée, gavotte en menuet vormen die overheersen.

Bachs melodische invalsrijkdom blijken op zijn best in de nrs. 2 en 3 die dan ook het populairst werden. Denk maar aan de air uit de suite nr. 3 (de beroemde ‘aria op de g snaar) en de virtuoze fluitsolo in de badinerie van de tweede suite.

Aan opnamen van deze werken heeft het niet ontbroken, maar het leek leuk om nu eens een paar niet-Europese uitgaven naar voren te halen. Pearlman en zijn ensemble uit Boston behoren zoals het hoort tot de ‘authentieke’ richting en kreeg het viertal keurig op 1 plaat en dan nog in erg goede opnamekwaliteit. Op de uitvoeringskwaliteit valt ook weinig af te dingen. De tempi aan de levendige, maar niet overdreven vlotte kant. Fluitist Christopher Krueger onderscheidt zich positief in de tweede suite. Wat deze uitvoeringen zo bijzonder maakt, is het feit dat de blazerspartijen zo mooi helder uitkomen.

Net als Pearlman, die met Lilio Maeda ook over een uitstekende fluitsolist beschikt, zorgt Suzuki voor levendige, haast nog energieker verklankingen. Met name de allegro’s uit de ouvertures verleent hij veel vaart, maar de beroemde air uit de derde suite had niet waardiger en statiger kunnen klinken. De SACD kwaliteit van de opname is een pluspunt, maar wel is het geheel over twee schijfjes verdeeld.

Wie het op het gangbare, zekere houdt, kan natuurlijk ook elders terecht: bij Hogwood (Decca 458.069-2), Goodman (Hyperion CDD 22002), Hantai (Mirare MIR 017), Pinnock (Archiv 477.6348) en als het traditioneel op ‘gewone’ instrumenten moet bij Marriner (EMI 586.083-2) of zelfs bij Klemperer (Testament SBT 2131)……