Biber: Rosenkrantz-sonates nr. 1-15; Passacaglia in g; Korte uitleg over de scordatura. Andrew Manze (v), Rochard Egarr (kl), Alison McGillavray (vc). Harmonia Mundi HMU 90.7321/2 (2 cd’s, 2u. 21’11”). 2003
Het werk, of beter gezegd de werkgroep die Biber beroemd maakte, is de reeks van vijftien Mysterie- of Rozenkrans sonates die hij waarschijnlijk in het midden van de jaren 1670 schreef en opdroeg aan zijn werkgever, de prins-aartsbisschop van Salzburg. De reeks van 15 is onderverdeeld in drie groepen en nr. 16 is een Passacaglia die los van de sonates staat. In het enig resterende manuscript wordt elke sonate voorafgegaan door een passende illustratie en in de meeste sonates wordt gebruik gemaakt van scodatura: een andere stemming van een paar of alle snaren. Manze geeft daarover heel nuttig wat uitleg.
Het verdient geen aanbeveling om achter elkaar naar al deze sonates te luisteren, want dan wordt het eentonig. Biber was zelf een vioolvirtuoos en hij kon zich te buiten gaan aan versieringen, meteen vanaf het begin van een stuk of bij wijze van cadens aan het slot daarvan.
De vele variatiedelen hebben altijd een hechte, gelijkblijvende basstem zonder overlappende inbreng van de viool om de muziek verder te brengen.
Dat er ondanks alles toch zoveel te genieten valt, is te danken aan de violistische pyrotechniek van Manze die met schijnbaar gemak en zonder dat de luisteraar hoeft te vrezen dat zijn trapezenummers op de grond stranden uitvoert. Hij is ook gevoelig voor de overpeinzender momenten, zoals het slot adagio van de derde sonate (Christus’ geboorte) en wekt de indruk te improviseren in het preludium van nr. 5 (De 12-jarige Jezus in de tempel).
Maar het feitelijk mooiste stuk blijft die onbegeleide Passacaglia (De beschermengel), een reeks prachtige variaties.
Manze en Egarr verdienen grote lof voor wat ze hier tot stand brachten. Aan inzicht en begrip hoeft geen twijfel te bestaan. De continuokleuren variëren van klavecimbel tot orgel en in één sonate helpt Alison McGillavray met haar cello.
Er zijn meer opnamen van deze werken met een andere opzet, maar iets minder virtuoos. Violiste Alice Piérot van Les veilleurs de nuit (Alpha ALPHA 038) omringde zich met claviorganum, theorbe en viola da gamba, Pavlo Beznosiuk (Avie AV 0038) met gamba en klavecimbel. Ook het beluisteren waard.