Brahms: Vioolconcert in D op. 77; Schumann: 3 Romances op. 22. Lisa Batiashvili met resp. de Staatskapel Dresden o.l.v. Christian Thielemann en Alice Sara Ott (p). DG 479.0086 (47’24”). 2012
Brahms: Vioolconcert in D op. 77; Hongaarse dansen nr. 1-21 WoO. 1. Baiba Skride met resp. het Stockholm filharmonisch orkest o.l.v. Sakari Oramo en Lauma Skride (p). Orfeo C 829112 A (2 cd’s, 1u. 34’08”). 2009/10
Anno 2012 is moed nodig om weer een uitvoering van Brahms’ Vioolconcert aan de lange cd reeks toe te voegen. Alleen al DG heeft (of had) opnamen van Schneiderhan, Oistrakh, Milstein, Ferras, Kremer, Zukerman, Mutter (2x), Shaham en Repin in de catalogus.
Toch is het heel begrijpelijk dat ook de jonge topviolistengeneratie die een steeds vrouwelijker karakter krijgt zich in dit als ongemakkelijk bekend staande werk wil profileren. Dat dit zowel Batiasvili als Skride goed lukt, is op zich al een compliment waard. Beiden beschikken om te beginnen over de nodige kracht om zich tegenover het orkest door te zetten. Wanneer we hen beiden horen, is het onbegrijpelijk dat het werk ooit verkeerd werd begrepen als ‘concert tegen de viool’.
Wat de begeleidingen betreft heeft Batiashvili het met de Dresdenaren net wat beter getroffen dan Skride met de Stockholmers, maar significant is dat verschil niet, laat staan bepalend.
Dat beide dames over een geharnaste techniek beschikken wordt al snel duidelijk, dat ze vooral in het adagio hun hoogste, fijnzinnige, poëtische troeven uitspelen is logisch. Maar ook in het eerste deel ontplooien beiden de vereiste kracht zonder de lyriek te kort te doen. Skride gaat over het geheel wat fijnzinniger te werk als Batiashvili, maar demonstreert wel een aangenaam intense viooltoon in de virtuoze passages.
Bij Batiashvili is nog vermeldenswaard dat ze – net als Isabelle Faust (Harmonia Mundi HMC 90.2075) in plaats van voor de gangbare cadens uit het eerste deel van Joachim kiest voor die van Busoni met paukenroffels en schimmige strijkers arpeggio’s en al.
Feitelijk plaatsen beide dames zich hiermee in het selecte gezelschap van Perlman (EMI 562.598-2), Faust, Bell (Decca 475.6703), Shaham (DG 469.529-2) en Fischer (Pentatone PTC 5186.066) aan de top van het klassement.
Als aanvulling zorgt Batiashivilli voor Schumanns 3 Romances voor hobo, viool of klarinet die we in al deze vormen ook tegenkomen op cd en zelfs in varianten met altviool (Rivka Golani, King MVCD 1127) en cello (Müller-Schott, Orfeo C 617041 A). Wie de hobo wil horen, kan o.a. terecht bij Boyd (DG 43.889-2), Holliger (Philips 426.386-2) of Ogrintchuk (Harmonia Mundi HMN 91.1804). Voor de klarinet biedt Fröst zich aan (BIS CD 944).
Batiashvili en Ott spelen ze voorbeeldig genuanceerd en juist daarom is te betreuren dat niet meer van hun samenwerking te horen is op een schijfje dat nog geen vijftig minuten muziek bevat. Dat is het enige dat erop is aan te merken.
Om ook al Brahms’ Hongaarse dansen onder te brengen, had Skride een tweede cd nodig. In de orkestvorm zijn deze ideaal uitgevoerd door Fisher (Philips 462.589-2) en Bogár (Naxos 8.550110), maar de zusjes Skride zorgen met de inbreng van iets van een zigeunertoon en de nodige differentiatie voor een waardevol alternatief van Hagai Shaham en Arnon Erez (Hyperion CDA 67663) in de bewerking van Joachim.