Britten: Sinfonia da requiem op. 20; 4 ‘Sea interludes’ uit Peter Grimes op. 33; The young person’s guide to the orchestra op.34. Liverpool filharmonisch orkest o.l.v. Libor Pesek. Virgin 561.195-2, 790.834-2 (63’11”). 1989
Met de Sinfonia da Requiem zit een aardige persoonlijke herinnering verbonden. In 1957 volgde ik als bijbaan en betrekkelijk jong broekie de van alle markten – beeldende kunst, architectuur, toneel, muziek, cabaret – op de hoogte zijnde kunstredacteur van de Amersfoortse Courant in de sector muziek op.
Kort tevoren had die een prachtrecensie over dit werk van Britten geschreven, waarschijnlijk zonder het programmaboekje te hebben gelezen. Hij interpreteerde de compositie in de geest van Addinsells Warsaw Concerto inclusief uitbeelding van luchtaanvallen. Niets daarvan, maar de achtergrond van de compositie opdracht is juist veel interessanter.
Natuurlijk gaat het de titel van het werk in aanmerking nemend niet om luchtige muziek. De eigenlijke opdracht voor het werk kwam van de Japanse regering. Die wilde een orkestwerk voor de viering van de 2600e verjaardag van het Japanse keizerrijk, maar de vermelding in de titel van het begrip requiem en van delen als ‘Lacrymosa’ (zorgelijk, obsessief beginnend met omineuze pauken), ‘Dies irae’ (een furieuze dance macabre op basis van een Schotse jig en met een grommende saxofoon) en ‘Requiem aeternam’ (troostrijk, heilzaam als gelijkenis met het slot van Stravinsky’s Vuurvogel dat eenzelfde soort fragiele hoop uitstraalt) verwezen teveel naar de christelijke traditie. Dus werd het werk beledigend geacht voor de keizer en het volk en als beledigend afgewezen.
Britten had het werk tijdens zijn verblijf in de V.S. in juni 1940 af en nadat in december 1941 de aanval op Pearl Harbour had plaatsgevonden droeg hij het werk op aan zijn overleden moeder. Bij dat al gaat het wel om een meesterwerk van haast Mahleriaanse allure.
Van deze Sinfonia bestaan inmiddels ruim twintig opnamen en die van Pesek is een der beste. Van de andere die in aanmerking komen, staat natuurlijk de versie van de componist zelf: Philharmonia orkest o.l.v. Benjamin Britten (Decca 425.100-2) voorop, gevolgd door het Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle (EMI 555.394-2), Londens symfonie orkest o.l.v. Richard Hickox (Chandos CHAN 8983/4, 2 cd’s) en het Concertgebouworkest o.l.v. Stefan Asbury (RCO Live RCO 12004, 14 cd’s) al zal niemand alleen ter wille van Britten dit dikke album aanschaffen.