Beethoven: Strijktrio’s nr. 1 in Es op. 3, 2 in G op. 9/1, 3 in D op.9/2, 4 in c op. 9/3; Serenade in D op. 8. Lendvai trio. Stone 5060192780239 (2 cd’s, 2u. 29’40”). 2012.
In 1794 componeerde de jonge Beethoven zijn eerste strijktrio op.3, in 1798 gevolgd door de drie strijktrio’s op. 9. Daaraan voorafgaand ontstond een jaar eerder de kostelijke zevendelige Serenade. Het trio op. 3 en de drie trio’s op. 9 worden vaak afgedaan als muziekpraktijkstukken: de grote meester die wat vingeroefeningen doet voordat hij aan de strijkkwartetten op. 18 begint.
Maar zoals iedere compositorische ervaringsdeskundige kan vertellen, zou dat een vreemde werkwijze zijn geweest: het strijktrio is namelijk een bijzonder moeilijk medium om in de greep te krijgen (het wil namelijk steeds een kwartet worden).
In op. 9 was Beethoven de vorm echter volkomen meester en in het prille op. 3 laat hij horen hoe hij daartoe kwam. Namelijk door zich te laten leiden door een prachtig voorbeeld in de vorm van Mozarts Divertimento in Es KV 563.
Bij wijze van volmaakt contrast geeft de Serenade op. 8 een voorbeeld van een trio – hoe leuk ook - dat niet echt een trio is. De schrijfwijze voor viool, altviool en cello is namelijk nogal toevallig alsof deze instrumenten net even bij de hand waren. Geen wonder dat sommige delen even goed voor andere combinaties hadden kunnen zijn (inclusief fluit en gitaar).
Is op. 9 dus het werk van een gezel die opgaat voor zijn meesterdiploma? Nee, want het gaat om prachtige stukken: levendig, ingenieus en vol poëzie.
In het geheel van Beethovens kamermuziekwerken nemen deze trio’s een wat ondergeschikte plaats in, maar dat is zeker geen reden om er achteloos aan voorbij te gaan. Het waren en zijn ook niet de geringsten die deze werken opnamen: Jascha Heifetz, William Primrose, Gregor Piatigorsky (RCA 8869-191555-2, 7 cd’s), Leonid Kogan, Rudolf Barshai, Mstislav Rostropovich (Supraphon SU 4052-2), Itzhak Perlman/Pinchas Zukerman/ Lynn Harrell (EMI 754.198-2), Grumiaux trio (Philips 456.317-2), Anne Sophie Mutter/Bruno Giuranna/Mstislav Rostropovitch (DG 427.687-2), het Trio italiano d’archi (DG 459.466-2) en het Leopold Strijktrio (Hyperion CDD 22069).
Gedeeltelijk zijn de trio’s ook nog vastgelegd door Archibudelli (Sony SM 48190), het Mozart Strijktrio (Denon CO 2303), het Cummings trio (Unicorn UKCD 2081), het Goldberg trio AVI 530090, Belcanto strings (ARS CD 368.334), Attila Falvay, János Fejérván, György Eder (Naxos 8.572377) en het Zimmermann Trio (BIS CD 18570).
Waarom deze ietwat ambtelijke opsomming?
Daar voegt zich nu het Lendvai trio, bestaande uit de Nederlandse Nadia Wijzenbeek, de Zweedse Ylvali Zilliacus en de Engelse Marie MacLeod bij met vertolkingen die op hoog niveau staan. Om te beginnen is het kleine ensemble homogeen en hecht, wat meteen aan het begin van op. 3 blijkt.
Verder zijn de tempi en de sfeer juist bepaald. Er wordt op heel frisse, vitale wijze gemusiceerd. Al gaat het om heel serieuze werken toch toont het drietal zich ontvankelijk voor het ondeugende gevoel voor humor van de jonge Beethoven. Zelfs in op. 9/3 waar c-klein niet altijd op tragedie wijst bij Beethoven. Maar ook de naar binnen gerichte eigenschappen van de muziek komen niet tekort. Hoe dat samen gaat met de extroverter momenten blijkt bijvoorbeeld uit het vierde deel van de Serenade waar een vrij somber adagio overgaat in een vrolijk scherzo. Andere hoogtepunten zijn tweede menuet uit op. 3 en het scherzo uit op. 9/1.
Maar de voordracht is ook subtieler dan bijvoorbeeld bij Mutter c.s. Ook voor de rivaliteit van de andere genoemde ensembles hoeft het Lendvai trio niet te vrezen. Het staat ongeveer op één lijn met het Leopold trio en het Italiaans strijktrio en heeft als bijkomend voordeel een voortreffelijke opnamekwaliteit.