Bartók: Vioolsonates nr. 1 BB 84, Sz 75 en 2 BB 85, SZ 76; Vioolsolosonate BB 124, Sz 117. Barnabás Kelemen en Zoltán Kocsis. Hungaroton HSACD 32515 (76’19”). 2012
De prachtopnamen van Bartóks vioolsonates blijven toestromen. In het vrij recente verleden werden in deze rubriek Isabelle Isabelle Faust, Christian Tetzlaff en James Ehnes heel positief gesignaleerd. En daar was al Pauk……
Maar misschien is het wel nuttig om eens te proberen de uitvoeringswijze in breder historisch perspectief te plaatsen. Dan kunnen we twee richtingen, twee scholen ontdekken. Die van Szigeti en Végh met een wat cerebrale, rustieke visie en die van Stern en Menuhin met een meer universele, emotionele aanpak.
Dan vinden we Thomas Zehetmair, Isabelle Faust, Gidon Kremer, Christian Tetzlaff en James Ehnes in het kamp van Végh en Drucker, Pauk, Mann in dat van Stern.
Nu blijkt ook Kelemen als Hongaar voor de school Végh te behoren. Dat gebeurt duidelijk en vrij nadrukkelijk doordat hij de contrasten in deze werken steviger aanzet, niet alleen maar uit is op een mooi glanzende uniforme toon maar de differentiatie zoekt, maar zich ook wat ritmische vrijheden veroorlooft. Kocsis toont zich daarbij een hoogst sympathieke, meelevende en waar nodig inspirerende, de leiding nemende partner.
Samen realiseren ze een erg mooie licht en schaduwwerking met hun geschakeerde voordracht die iets spontaan improviserends heeft zonder dat een integere structuur daaronder lijdt.