Bartók: Solo pianowerken (compleet). Zoltán Kocsis. Philips 475.6720, Decca 478.2364 (8 cd’s, 8u. 59’07”). 1991/9
Net als bijvoorbeeld Chopin, Liszt, Rachmaninov en Prokofiev was ook Bartók een briljante pianist die voorbestemd leek om het leven van een virtuoos te gaan leiden. Dat duurde totdat hij Kodály ontmoette en besloot om zijn aandacht aan de etnomusicologie en het componeren te gaan wijden.
Zijn pianomuziek geeft blijk van een volledige kennis en begrip van de mogelijkheden van het klavier – in het bijzonder van de percussieve kwaliteiten van het instrument – en is vaak doorspekt met de grillige ritmen en modaliteiten van de volksmuziek die hij verzamelde. Sommige van zijn werken, zoals de 6 Roemeense volksdansen (1915) zijn in feite slechts eenvoudige volksmuziek arrangementen. Maar bij andere gelegenheden integreerde hij de muzikale geest van een muzikale regio in zijn kunstmuziek met als resultaat extreem oorspronkelijke complexe werken. Het korte, populaire Allegro barbaro (1911) is daarvan een sprekend voordeel: met zijn kolkende ritmen is het een toonbeeld van iedere ruige Oost-Europese dans die we ooit eerder hebben gehoord. Rechtstreeks door volksmuziek geïnspireerd zijn natuurlijk ook de Hongaarse volksliederen en – Boerenliederen (1907-1918) en de Improvisaties daarover (1920).
Maar ook in de hechter gestructureerde werken, zoals de Suite (1916) en de Pianosonate (1926) zijn stuwende, stimulerende ritmen nooit ver weg. Buiten is eveneens een werk uit 1926, een jaar dat soms wordt omschreven als Bartóks ‘pianojaar’. Al is deze muziek niet echt programmatisch, deze is wel bedoeld om rustieke klanken en taferelen uit te beelden, zoals kwakende kikkers en gonzende doedelzakken.
Natuurlijk schreef Bartók ook een behoorlijk kwantum pedagogische werken, met naast Voor kinderen (1945) vooral de zes banden Mikrokosmos (1926-1939). De componist zelf legde een niet onaanzienlijk deel van deze pianowerken zelf vast en het loont de moeite om hem daarin te beluisteren. Daarna kwam György Sándor met een belangrijk gedeelte (Sony SB4K 87949, 4 cd’s), maar voor het complete piano oeuvre is Zoltán Kocsis de aangewezen man. Hij stelde de reeks ‘Bartók op de piano’ voor Hungaroton samen en is zelf doorkneed in dit repertoiresegment. Het was destijds een goede keuze dat Philips hem voor deze omvangrijke klus uitnodigde. Net als de componist zelf is Kocsis niet uit op het wekken van sensatie door de ruigheid van deze muziek te onderstrepen. In tegendeel: hij weet heel goed te nuanceren en weet op flexibele wijze te geven en te nemen. Zijn ooit separaat op Philips uitgebrachte opnamen zijn gelukkig niet met de opheffing dat merk verloren gegaan, maar worden netjes door Decca gecontinueerd. Jenö Jandó (Naxos) bereikt in een andere omvangrijke verzameling niet helemaal het niveau van Kocsis.