Bach, J.S.: Cantates nr. 66 Erfreut Ech, ihr Herzen BWV 66, nr. 84 Ich bin vergnügt mit meinem Glücke BWV 84 en nr. 111 Was mein Gott will, das G’scheh allzeit BWV 111. Alex Potter (altus), Juliua Pfeifer (t) en Dominik Wörner (bs) (BWV 66), Gerlinde Sämann (s) (BWV 84), Nëmi Sohn Nad (s), Claude Eichenberger (a), Hans Jörg Mammel (t) en Peter Harvey (bs) met koor en orkest van de J.S. Bach-Stiftung St. Gallen o.l.v. Rudolf Lütz. J.S. Bach-Stiftung B 204 (58’58”). 2011/2
Wat gefaseerd als uitgave nr. 10 in de volledige uitgave van Bachs vocale werken verschijnt, is opnieuw in meerdere opzichten bijzonder. Om te beginnen beslaat dat omvangrijke project meerdere jaren, verder verschijnen de werken niet in een chronologische volgorde, maar wat de cantates betreft per uitgave met over het hele kerkelijke jaar gespreide composities en last but not least in heel interessante wisselende bezettingen, maar wel steeds volgens de nieuwste bevindingen van de Bachvertolkingswijze.
Dit betekent dat ook hier weer sprake is van een zo klein mogelijke koor- en orkestbezetting. Preciezer gezegd: dit minimalisme leidt in het extreme geval van BWV 84 tot een koortje van alt, tenor bas en een begeleiding van hobo, 2 violen, altviool, cello, violone en fagot. In beide andere cantates horen we een koor van 5 sopranen, 5 alten, 4 tenoren, 3 bassen en een kamerorkestje met 2 hobo’s, trompet, 6 violen, 2 altviolen, 2 celli, violone, fagot en orgel. Dat orgel wordt consequent in alle werken aan de b.c. kant gebruikt.
Het meteen in het gehoor springende voordeel is dat de uitvoering (en de opname) heel helder en transparant klinken. Meer toegesneden op een klein dorpskerkje (zoals de Evangelische kerk in Trogen, Aargau waar de opnamen werden gemaakt) dan op de grote St. Thomas in Leipzig.
De prestaties van het koor met de daarin opgenomen niet-solisten) en instrumentalisten zijn uitstekend. Tempi zijn vlot en levendig, de frasering is veerkrachtig, de nuancen en eventuele versieringen zijn aantrekkelijk. Opvallend zoals hier zonder enige afbreuk aan de dramatiek te doen de polyfonische lijnen in en weer uit elkaar vervlecht worden. De solisten zijn door de bank genomen heel behoorlijk, waarbij de dames met voorop Gerlinde Sämann zich meer positief onderscheiden dan de heren. Het gaat om wat meer risicovolle ‘live’ registraties. Alle waardering ook voor de zorgvuldige, behoorlijk volledige documentatie in Duits en Engels.
De mooie kerkakoestiek maakt dat de opname een mooie evenwichtige ambiance heeft. Het is vrij zinloos om deze uitvoeringen te vergelijken met eerdere van Harnoncourt/Leonardt (Teldec), Rilling (Hänssler) Gardiner (Archiv, SDG), Herreweghe (Harmonia Mundi). Het beste vergelijkingsobject is Suzuki (BIS), maar feitelijk zijn de praktische uitwerkingen te divers dan dat het verder gaat dan appels met peren vergelijken. Deze Zwitserse serie is op weg een heel interessant en waardevol project te worden. Of de zeer in de tijd gespreide realisatie daarvan een voor- of juist een nadeel is, is aan de luisteraar te beoordelen.