Bruckner: Studieymfonie nr. 00 in f; Volksfest finale uit Symfonie nr. 4 in Es. Schots Nationaal orkest o.l.v. Georg Tintner. Naxos 8.554432 (56’37”). 1998
Bruckner: Studiesymfonie nr. 00 in f; Adagio uit Strijkkwintet in F. Duits Symfonie orkest Berlijn o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Ondine ODE 920-2 (60’02”). 1998
Het feit dat de Studiesymfonie van Bruckner uit 1863 later de 00e werd genoemd, is eigenlijk wat kinderachtig, maar ook best wreed. Op zichzelf gaat het om een nogal onschuldig, zelfs naïef klinkend werk in de symfonische vorm, weliswaar een stuk langer, maar wel enigszins vergelijkbaar met wat de jonge Schubert of de jonge Mendelssohn geschreven zou kunnen hebben.
Het is daarom goed dat beide dirigenten het werk heel serieus nemen. De uitvoering van Ashkenazy heeft enigszins het nadeel dat de gewoonlijk zo goede opnamekwaliteit van Ondine hier niet wordt waargemaakt (het klinkt te nadrukkelijk dichtbij en daardoor wat grof), maar de uitvoering is een goede, sympathieke. Het Adagio uit het Strijkkwintet klinkt hier in een bewerking van Oeser voor uitgebreider bezetting.
Tintner geeft het werk een lichter, feeërieker kwaliteit die op zichzelf wel passend is, maar hij dreigt daarin wat te ver te gaan zodat hij het gewicht van de symfonie wat tekort doet. Jammer dat de in alle opzichten beter geslaagde uitvoering van Inbal (Teldec 9031-72300-2) uit de handel is.
De Volksfest finale van symfonie nr. 4 is met zijn duur van 19’02” bijna zo lang als de hele symfonie en bedoeld als oplossing voor het probleem van de finale van dat werk. Vooral interessant voor Brucknerfanaten, maar verder?.