Bruckner: Symfonie nr. 3 in d (versie 1873, Nowak). Schots Nationaal orkest o.l.v. Georg Tintner. Naxos 8.553454 (77’30”). 1998
Uit de Vergelijkende Discografie komt deze opname misschien enigszins verrassend als een der beste naar voren. Niets tegen Haitink (2x Philips), Böhm (DG), Wand (RCA), Karajan (DG), Jansons (RCO Live) en een aantal anderen, maar in de eerste plaats is het goed om de versies 1877 en 1889 eens los te laten en terug te keren tot de lange eerste versie uit 1873.
De vrij onbekende oude Oostenrijkse dirigent weet net als de hierboven genoemden de structuur van het werk meesterlijk samen te houden zonder dat hij een voorkeur voor wat langzame tempi hoeft op te geven. Hij zet de dynamische contrasten stevig aan en de spanning zakt geen moment in. Het eerste deel is precies volgens voorschrift Gemässigt, misterioso en heeft daar 30’34’ voor nodig; het langzame deel klinkt vervoerd met heel subtiele pianissimi; daarna verloopt het scherzo vlot en stoer voordat de breed opgezette finale tot een stralend slot leidt al hadden de gecombineerde polka en begrafenishymne wel iets pregnanter gemogen.
Alle waardering ook voor het niet van nature met Bruckner vertrouwde Schotse orkest dat bij de strijkers niet op kan tegen de wereldberoemde ensembles uit Wenen, Amsterdam en Berlijn maar dat een niet onpassende Sibeliusachtige klank ontwikkelt.
De opname klinkt helder en stoer, niet te direct.