Bruckner: Symfonieën nr. 3 in d en 4 in Es. Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live RCO09002 (2 cd’s, 2u. 03’52”). 2007/8
Wanneer we Mariss Jansons op zijn best horen, zoals hier, valt op hoezeer hij een groot orkest tot één sonoor klanklichaam weet te smeden. Met veel aandacht voor de individuele gedachten binnen het bredere thematische materiaal zorgt hij voor een hechte integratie. Het resultaat voldoet aan hoge verwachtingen en eigenlijk alleen in de finale van nr. 3 had het huwelijk tussen polka en koraal wat hechter mogen zijn.
Voor wie het precies wil weten: Jansons gebruikt bij nr. 3 de versie 1889, ed. Nowak 1959 en bij nr. 4 de versie 1878/80 ed. Nowak 1953.
Wat de uitvoering schaadt, is de wat wollig klinkende opname waarin de belangrijke hoorns relatief te zwak doorkomen en de celli juist wat te krachtig. De voor dit soort muziek ideale akoestiek van het Concertgebouw komt hier niet tot zijn recht. Een nadeel van deze ‘live’ opname: het publiek zit het welslagen in de weg. Het is vanzelfsprekend duurder om aparte sessies in de lege zaal te organiseren, het komt de totaalklank wel ten goede.
Wie de combinatie van dit tweetal wenst, is dus tenslotte nog altijd beter af met Böhm uit Wenen (Decca 448.098-2, 2 cd’s) die in 1973 de versies 1889 c.q. 1880 gebruikte.