CD Recensies

BERG: FRÜHE LIEDER NR. 1-7; DER WEIN; ORKESTSTUKKEN OP. 6 NR. 1-3

Berg: 7 Frühe Lieder; Der Wein; Orkeststukken op. 6 nr.1-3. Anne Sofie von Otter  (ms) met het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 445.846-2 (49’25”). 1993

 

Dat Berg langzaam werkte, blijkt uit het feit dat bij sinds 1913 twee jaar aan zijn drie Orkeststukken op. 6 werkte. Bovendien reviseerde hij deze nog eens in 1929. Het werk is geschreven voor een heel zwaar bezet orkest, maar herinnert qua klankgemiddelde aan Mahler. Meteen het eerste deel, Präludium heeft een indringend karakter; het slagwerk leidt tot een mooi intense melodielijn. In het tweede deel, Reigen, worden de Weense wals en de Oostenrijkse Ländler op ontroerende wijze vervormd. Tot slot lijkt de overweldigende Marsch met zijn meedogenloze woestheid de sociopolitieke omstandigheden te weerspiegelen en zelfs het uiteenvallen van de dubbelmonarchie aan te kondigen.

Abbado maakte twee opnamen van dit werk, eerst in 1971 met het Londens symfonie orkest (DG 449.714-2) en daarna, nog mooier, met het Weens filharmonisch. Hier laat hij met grote gedrevenheid alle in de muziek opgekropte gevoelens goed uitkomen en overtreft daarmee o.a. Klas (Naxos 8.554755), C. Davis (Philips 470.531-2) en Gielen (Hänssler CD 93029).

Ook Von Otter nam de 7 Frühe Lieder tweemaal, één keer met pianobegeleiding van Bengt Forsberg (DG 437.515-2) en de tweede keer met Abbado. De winst aan kleur betekent dat zangeres, dirigent en orkest zonder in sentimentaliteit te vervallen alle emotionele intensiteit kunnen uiten. Er wordt subtiel te werk gegaan, echt als liedvertolkster en Abbado houdt de begeleiding in een niet te dominante rol.

De concertaria Der Wein, een laat werk van Berg uit 1929 op een door Stefan George vertaalde tekst van Baudelaire wordt precies het verende jazzritme gevonden.