CD Recensies

BACH, J.S.: SUITES SOLOCELLO NR. 1-6 E.A., RADEMAKERS

Bach, J.S.: Suites voor solocello nr.1-6 BWV 1007/12;  Goebaidoelina: Prélude nr. 3; Kurtág: Message-consolation; Penderecki: Per Slava; Britten: Tema Sacher; Schnittke: Klingende Buchstaben; Improvisaties op de elektrische cello: Constant; Distant. Mayke Rademakers (vc en el. vc). Quintone Q 14004 (3 d’s, 2u 14’21”). 2013/4

 

Gegeven het feit dat deze zes suites pas in de periode 1936/9 voor het eerst door Pablo Casals werden opgenomen (Naxos 8.110915/6) is het nauwelijks verrassend dat een van de uitdagingen voor een volledige opname is ervoor te zorgen dat het geen dorre of eenzijdige vertoning wordt.

Eén manier om dat te vermijden is om tussen deze werken andere composities voor cellosolo in te lassen. Dat is wat David Geringas (Es-Dur ES 2036) al deed met een aantal eigentijdse werken van Corigliano (Fancy on a Bach air – fragment), Geringas zelf (Sandigloria), Goebaidoelina (Prélude nr. 3), Krenek (Nachdenklich), Šenderovas (Interludium), Suslin (Schatz-Insel), Casals (El cant dels ocells) en Vasks (Grāmata  čellam).

Ook bij Mayke Rademakers blijken moderne solostukken heel effectief te zijn als tussenspelen al was het maar omdat ze niet de vormprincipes van Bach volgen en zich ook goed naast de werken van de ‘grote Bach’ staande houden. Maar haar programma is heel wat avontuurlijker dan dat van Geringas. 

Ze vertolkt de hoofdschotel, de Bachsuites heel precies en laat horen de lesinvloeden van zulke verschillende leraren als Navarra, Pleeth en Starker goed te hebben verwerkt. De in  september 2013 en februari en juli 2014 in het Podiumkerkje in het Limburgse Grevenbricht gemaakte opnamen klinken heel natuurlijk met een bijzonder warm cellotimbre en een instrument (gebouwd door Saskia Schouten) dat goed in focus is. Dat zijn de interpretaties ook. De tempi zijn steeds aannemelijk; Bachs lineaire flux is moeiteloos en goed gefraseerd en beweegt zich spontaan voorwaarts. De aanpak is overheersend energiek. Gelukkig minder expressief dan bij Rostropovitch (EMI), maar wel vrijwel zo flamboyant als bij Schiff (EMI 747.471-8) en Wispelwey (Channel Clsssics).

De enige overlapping met het programma van Geringas bestaat uit de ‘Prelude nr. 3’ (con sordino – senza sordino) van Goebaidoelina. Interessant te vergelijken hoe beide cellisten op hun poëtische wijze de afwisseling van energie en expressie vormgeven. 

Kurtág schreef zijn ‘Message-consolation’ in 1999 als deel van zijn Signs, games and messages. Dat werk is niet zo bekend, maar opnieuw blijkt hier hoezeer composities met een duur tussen dertig seconden en vier minuten een natuurlijk vehikel zijn voor progressieve post-tonale muziek. Dat toekomstgerichte blijkt hier mooi. 

Dat geldt in even sterke mate voor Penderecki’s eerbetoon aan Rostropovitch Per Slava uit 1986. Ook Tema Sacher van Britten uit 1976 van Britten is een in vertrouwder idioom vervat eerbetoon aan muziekmecenas en dirigent Paul Sacher. Klingende Buchstaben van Schittke is een late compositie uit 1988 waaraan niets provocerends meer en waarin vooral een rustige, indringende weemoedige toon wordt aangeslagen.

Tot slot begint het echte avontuurlijke van dit programma: de op een Yamaha SV-110 ‘stille elektrische cello’ die normaal via een hoofdtelefoon of die zoals hier met elektrische versterking klinkt met improvisaties over enige Bachse cello grondthema’s en het B.A.C.H. motief . Eerst in drie deeltjes constant en daarna in vier dito’s distant. Waarom deze instrumentkeuze? Volgens de celliste is die logisch omdat het klankspectrum te beïnvloeden is en er meerstemmig kan worden gespeeld.

De bewuste werken komen er beter af naarmate ze minder op technische foefjes en geluidseffecten zijn gebaseerd.

Het hele project legt getuigenis af van de onderzoekende geest van Mayke Rademakers. 

Het is goed om te horen, hoe Nederlandse cellistes zich succesvol weren op Bachgebied. Quirine Viersen (Globe BLO 5244) en Viola de Hoog (Vivat 107) waren eerder. Ze verdienen alle drie om verschillende redenen de aandacht. Nu is het wachten nog  op Harriet Krijgh (waarschijnlijk op Capriccio), maar die is jong en heeft de tijd. 

Al met al is dit bijzondere en zeer afwisselende Quintone programma zijn drie cd’s dubbel en dwars waard.