Bach, J.S.: Cantates nr. 20 O Ewigkeit, du Donnerwort BWV 20, nr. 13 Meine Seufzer, meine Tränen BWV 13 en nr. 103 Ihr werdet Weinen, weinen und Heulen BWV 103. Susanne Seitter (s), Jan Börner (altus), Stefanie Irányi (a), Jakob Pilgram (t) Markus Forster (altus), Daniel Johannsen (t), Andreas Welker (t) en Wolf Matthias Friedrich (bs) met koor en orkest van de J.S. Bach Stiftung St. Gallen o.l.v. Rudolf Lutz. J.S. Bach Stiftung St.Gallen 13 (60’19”). 2010/14.
Het was gedurende Bach’s laatste periode als cantor van de Leipzigse Thomaskerk dat hij zijn grote kerkcantatereeks schreef. Zijn krachtige Lutherse geloof fuseert in deze werken met zijn muzikale genie om zo een reeks prachtig geïntegreerde werken te laten ontstaan. Het patroon is vaak volgens hetzelfde stramien met eerst een beginkoraal, een recitatief, een aria (met obbligati van fluit of viool), nog wat aria’s voor verschillende stremmen en een statig slotkoraal.
Het resultaat, het effect is om de grootst mogelijke variëteit aan te brengen en te illustreren in de religieuze mate van de zondag waarvoor de werken zijn bedoeld. Hier gaat het om cantates voor respectievelijk de eerste zondag na het feest Trinitatis der Drievuldigheid, Epiphanias, de twaalfde dag na Kerstmis en Jubilate, de derde zondag na Pasen.
Met deze opname is het ensemble uit St. Gallen dat over een ruime periode alle koorwerken van Bach wil vastleggen, aan zijn dertiende uitgave toe gekomen. Weer gaat het om ‘live’ opnamen uit Evangelische kerk in Trogen die voor de vrij intieme, goed passende akoestische ambiance zorgt. Opvallend is verder weer de wisselende solistische bezetting. Het gaat om vrij anonieme, geenszins beroemde, maar goed geschoolde, expressief en met overtuiging, doch pretentieloos zingende solisten en een homogeen koor en een orkestje dat het klappen van de authenticiteitsbeweging kent. Dirigent Rudolf Lutz legt ook met deze aanwinst weer eer in.