Quirine Viersen en Silke Avenhaus. Weill: Cellosonate; Pfitzner: Cellosonate in fis op. 1; Barber: Cellosonate op. 6. Quirine Viersen en Silke Avenhaus. Et’cetera KTC 1315 (70’33”). 2006
Een uitgave als deze maakt niet alleen duidelijk dat er nog veel onbekende, maar substantiële werken in het repertoire te ontdekken vallen, maar ook dat de drie hier de revue passerende componisten zich niet alleen met opera’s en orkestwerken, maar ook met kamermuziek van hoog niveau manifesteerden.
Van het drietal sonates is die van Barber het bekendst, maar het was een voortreffelijke gedachte om deze te combineren met de nauwelijks bekende dito’s van Weill en Pfitzner. Hun vertolkingen geven blijk van veel overtuigingskracht en toewijding; ze zijn ook mooi geregistreerd.
Het is wel eens nuttig om te kijken wie zich in de loop der tijd ook over deze werken hebben ontfermd op cd gebied. Het zijn vaak juist minder bekende cellisten en pianisten op minder bekende labels, zoals uit onderstaand lijstje blijkt.
Houd het intussen rustig op het voortreffelijk Nederlands/Duitse duo!
Wat Weill betreft, komt de enige concurrentie van Goritzky/Levine (Claves), Vogler/Canino (Berlin Classics) en Cook/Gilwood (Centaur). Wat Pfitzner aangaat van Nyffenegger/Wyss (Divox), Nothas/Gililov (Balance), Schiefen/Dressler (Arte Nova), Hornstein/Schuster (Challenge)en wat Barber betreft van Garbowsova/Kahn (Pearl), Bengtson/Kavtaradze (Danacord), Stepansky/Margalit (EMI), Kirschbaum/Vignoles (Virgin), Poltéra/Stott (BIS), Maack/Zimmermann (Cadenza), Hanini/Levin (Koch), Gruber/Tsachor (Arcobaleno), Pleeth/…. (Cello Classics), King/Jensen (Music & Arts), Diaz Sanders (Dorian), Rider/Shapiro (Centaur), Munrow/Feldman (Gala), Gutiérrez Arenas/Pérez (Verso), Rose/Iogha (VAI), Blaumane/Katsnelson (Quartz), Piatigorsky/Berkowitz (West Hill), Cole/Sokoloff (West Hill).