Camilla Tilling: Jugendstil liederen 1898-1916. Korngold: ‘Schneeglöckchen’, ‘Das Ständchen’, ‘Liebesbriefchen’ en ‘Sommer’ uit Einfache Lieder op. 9; Glückwunsch op. 38/1; Berg: Sieben frühe Lieder; Zemlinksky: Walzer-Gesänge op. 6; Schönberg: Liederen op. 2 nr. 1-4; Mahler: Rückert liederen nr.1-5. Met Paul Rivinius (p) en Nicola Birkhan (v). BIS SACD 2414 (66’13”). 2019
In Wenen ben ik tijdens het muziekfestival vaak naar het met de Ver sacrum (heilige lente) gesierde Jugenstil gebouw Wiener Secession uit 1898 geweest voor exposities en muziekuitvoeringen. Het belichaamt heel goed de plaatselijke cultuur rond beeldende kunstenaars als Gustav Klimt, Otto Wagner en Otto Friedrich die zich bij voorkeur in mooie krullen, vloeiende lijnen en bloempatronen uitten.
De laatromantiek werd met de moderne wereld geconfronteerd en verzoend. Dat gold ook op muziekgebied waar componisten als Zemlinsky, Mahler, Schönberg de jonge Korngold en Berg letterlijk en figuurlijk de toon aangaven.
De Zweedse sopraan Camilla Tilling die eerder met Paul Rivinius mooie programma’s met liederen van Schubert (BIS SACD 1844), Grieg, Sibelius, Stenhammar en Alfvén (BIS SACD 2154) en Richard Strauss (BIS SACD 1709) maakte, verdiept zich hier in liederen die tijdens de bloeitijd van die beweging werden geschreven.
Het recital begint met 4 van de 6 Einfache Lieder die volgens mij uit op 7 en niet uit op. 9 zijn en door de tiener Korngold in 1911 zijn getoonzet, aangevuld met een lied van hem uit 1948. Daarna komt Schönbergs leerling Berg met zijn Sieben frühe Lieder uit 1905/8. Dan is het de beurt aan Zemlinksy’s op Toscaanse volksgedichten gebaseerde Walzer-Gesänge uit 1898. Schönberg was in 1899 bezig met zijn 4 liederen op. 2 en - bekendst van allen - Mahler schreef zijn vijf Rückert liederen - die we vaker met orkestbegeleiding te horen krijgen - in 1902. Fijn programma uit de smeltkroes Wenen van destijds en heel mooi uitgevoerd door Tilling en Rivinius. Op het laatst horen we ook nog even violiste Nicola Birkhan met de vioolsolo in ‘Ich bin der Welt abhanden gekommen’.