Olivier Thiery: Bass ad libitum. Bottesini: Elegie in D; Tarantella; Rêverie; Variaties op het thema ’Nel cor più non mi sento’ van Paisiello; Ravel: Vocalise en forme de habanera (bew.); Glière: Prelude en Scherzo op. 32; Intermezzo en tarantella op. 9/1 en 2; Bottesini: Gran duo voor klarinet, contrabas en piano. Met Olivier Patey (kl) en Martijn Willers (p). Gutman CD 193 (49’57”). 2018
Op zijn tweede cd brengt de Franse Concertgebouwbassist een aantal korte werken uit verschillende werelden samen. Logisch dat de wer ken van meestercomponist en bassist Bottesini de hoofdschotel vormen en dat hij daarin ook de klarinet betrekt. Het zijn alle prachtige, ideaal voor het instrument geschreven miniaturen.
Ravels Vocalise en forme de habanera is oorspronkelijk voor sopraan (of mezzo) en piano, maar doet het met een instrumentale basstem ook goed. Kennelijk was de componist zeer geboeid door het Spaanse habaneraritme, want hij gebruikte he=t ook in de Rapsodie espagnole. Waarschijnlijk schreef hij het stuk dat de vocaliseverzameling van A.L. Hettich werd opgenomen voor pedagogische doeleinden.
Verrassend en aardig is verder dat de Oekraïns-Duits-Poolse Rejngoljd Glière met een paar stukken is vertegenwoordigd. Zijn werken voor contrabas en cello kende ik van Hans Roelofsen en Edwin van de Berg (Ottavo OTR C69865).
Van Brahms’ vader, die heen zuivere contrabastoon maar toeval vond, wil Olivier Thiery niet weten in deze gave, optimaal melodieuze vertolkingen. Ongewoon repertoire, vlot virtuoos en beeldend tot klinken gebracht.