Kamermuziek uit Theresienstadt. Klein: Strijktrio; Fantasie en fuga; Pianosonate; Strijkkwartet op. 2; Ullmann: Strijkkwartet op. 45/3. Hawthorne kwartet en Virginia Eskin (p). Channel Classics CCS 1691 (68’10”). 1991
Componisten uit Theresienstadt. Haas: 4 Liederen op Chinese tekst; Berman: 4 Liederen voor bas en piano; Suite voor pianolo. Karel Berman (b), Alfréd Holoček (p), Premsyl Charvát (p). Channel Classics CCS 3191 (48’20”). 1991
Componisten uit Theresienstadt. Krása: Strijkkwartet; Dans voor strijktrio; 3 Liederen voor barton, klarinet, altviool en cello; Thema en variaties voor strijkkwartet. Klemens Slowiokzek (b), Ivar Berix (kl) en het La Roche kwartet. Channel Classics CCS 3792 (42’52”). 1992
Krása: Brundibár. 8 Tsjechische liederen voor kinderkoor en strijkkwartet. Solisten en koor van het Disman kinder omroepkoor o.l.v. Joža Karas. Channel Classics CCS 5193 (41’45”). 1993
Muziek in Theresienstadt. Joža Karas (275 blz., Panta Rhei, geïllustreerd, ISBN 90.73207.51.7, 1995).
Het was de recent uitgegeven cd Terezín van Anne Sophie von Otter met een dwarsdoorsnee bundel van voornamelijk vocale werkjes – van cabaretliedjes tot serieuze dito’s – die aanspoorde tot een nadere verkenning van wat zich in de jaren 1941-1945 in het ‘modelconcentratiekamp’ in de garnizoenstad Theresienstadt, zo’n zestig kilometer ten noorden van Praag, afspeelde. Beter laat dan nooit.
Tussen november 1941 en mei 1945 telde het kamp ongeveer 140.000 gevangenen, waarvan er 87.000 werden afgevoerd naar vernietigingskamp Auschwitz en 33.000 stiervan tengevolge van honger, ziekte, uitputting of marteling. Getallen die het voorstellingsvermogen te boven gaan tenzij men ze direct relateert aan de inwoneraantallen van huidige steden.
Voor een verslag van de achtergronden is het nuttig eerst het boek van Karas (Tsjechisch violist en componist met een eigen strijkkwartet) in een uitstekende vertaling van Theodore van Houten te lezen. De oorspronkelijke Amerikaanse uitgave verscheen in 1985 bij Pendragon Press.
Het concentratiekamp Theresienstadt huisvestte vooral veel Joodse kunstenaars waaronder uiteraard veel Joodse componisten en musici. Voor uiterst cynische propagandadoeleinden werd dankbaar van hen ge- en misbruik gemaakt door ze te stimuleren om hoe dan ook muziek te maken. Bijvoorbeeld om aan te tonen hoe humaan het regime was wanneer een delegatie van het internationale Rode Kruis op inspectie kwam. Haast werd zo de indruk gewekt van een soort besloten artistiek lustoord waarin iedereen zijn creatieve en herscheppende ideeën kon botvieren.
De werkelijkheid was natuurlijk veel tragischer. Voor de meeste gevangenen was Theresienstadt namelijk slechts een etappeplaats op weg naar de gaskamers in Auschwitz. In hoeverre dat algemeen bekend was? Achteraf kennen we de afschuwelijke feiten in hun volle omvang. De namen van de slachtoffers en ook die van de weinige overlevenden zijn bekend. Van Houten voegde terecht en volledigheidshalve in twee hoofdstukken een lijst van Nederlandse musici in Theresienstadt en kamp Vught toe.
Iedereen met maar een greintje inlevingsvermogen kan niet anders dan met grote getroffenheid het relaas over wat destijds in een zogenaamd beschaafde wereld gebeurde lezen. Zo ook is het onmogelijk de muziek op dit viertal cd’s zonder extra aandoening te beluisteren. Natuurlijk kleurt dat de perceptie en maakt het eventuele kritiek milder.
Echte meesterwerken zijn nauwelijks te ontdekken, maar daar gaat het hier ook niet om. Ongeacht de componist gaat het om blijken van echt vakmanschap bij vlagen getuigend van bijzondere vondsten en een – geen wonder - aparte expressie van een logisch meestal elegische aard.
Tot de overlevenden behoort pianiste Alice Herz-Sommer die getuigde: “Muziek maakte het voor de gevangenen mogelijk hun diepste gevoelens te openbaren, ook op een der duisterste plekken ter wereld…. Het was tenminste voor een ogenblik een bevrijding.” Een wonder dat sommige werken een vrolijke of tenminste hoopvolle sfeer ademen. Een wonder is verder dat zoveel van deze muziek bewaard is gebleven en deels door stichtingen zoals de Kamermuziekstichting, waaruit veel van het hier bijeengebrachte materiaal is geput, wordt beheerd.
Alle onderhavige vertolkingen staan op behoorlijk niveau en op de opnamekwaliteit valt ook weinig aan te merken. Aan alle voorwaarden tot nadere kennismaking is zo voldaan. Het bekendste van de hier voorgestelde zes componisten was Viktor Ullmann (1898-1944). Van hem zijn ook de meeste composities op cd verschenen. Behalve het hier gebodene hebben Orfeo (339.741, 356.951. 366.951, 380.952 en 419.981), Koch (37109) en Supraphon (3284) het nodige in de catalogus voor degenen die dit bijzondere repertoire nader willen verkennen
Van Pavel Haas (1899-1944) was de opera Sarlatán bekend uit de Decca reeks Entartete Musik (460.042-2), terwijl meer werk van hem te vinden is op Supraphon (3339, 3334) en Koch (31521-2).
Hans Krása (1899-1944) genoot vooral bekendheid dankzij de kinderopera Brundibár (Bruintje Beer, hier bekend als eertijds stripverhaal) uit 1938. In de oorspronkelijke vorm is deze te vinden op Arabesque 6680, een alternatieve uitgave van de Theresienstadt versie uit 1943 staat op Koch 37.151-2 (er is ook nog een Duitse vertaling, maar dat lijkt extra wrang).
Persoonlijk trof het werk van Gideon Klein (1919-1945) me het meeste, maar dat komt misschien omdat ik jaren geleden zo getroffen was toen Haagse Hanna Shybayeva dat werk speelde tijdens een selectie voorronde voor het Van Cliburn pianoconcours in plaats van op te draven met de geijkte concourswerken. Het was goed dit werk nu opnieuw te horen. Ook van Klein is meer werk te vinden bij enige naspeuring. Bijvoorbeeld op MDG 304618-2, Koch 37230-2 en recenter op Praga.
De enige overlevende die zelf als bas-bariton nog zelf een bijdrage aan het geheel kon leveren, was de in 1919 geboren Karel Berman. Deze uitgave heeft grote documentaire waarde, juist omdat de muziek uit deze periode in vergetelheid dreigt te raken. Die mooie Deccareeks is ook al uit de catalogus verdwenen. Niet alleen de oudere generatie muziekliefhebbers die nog herinneringen heeft aan W.O. II, maar juist de jongere moet hiervan kennisnemen.