Camille Thomas en Béatrice Berrut: A century of Russian colours. Rachmaninov: Cellosonate in g op.19; Kabalevsky: Cellosonate in Bes op. 71; Auerbach: Preludes voor cello en piano op. 47a nr. 19, 20, 6, 15, 16, 12 en 24. Fuga Libera FUG 712 (79’39”). 2013
De titel van deze cd wordt heel leuk precies waargemaakt want de Cellosonate van Rachmaninov dateert uit 1901 en de Preludes van Auerbach werden in 1999 geschreven: een aardige trouvaille dus.
De Rachmaninovsonate begint met drie lome vragen; de cello stelt ze, de piano antwoordt onzeker, waarna ze die vragen nogmaals stellen en samen oplossen. Het is een inleiding die moet worden gespeeld alsof beide musici alle tijd van de wereld hebben en geeft tegelijk een mooi beeld van hun relatie.
De piano is de dominante partner – geen wonder met Rachmaninov, zelf voortreffelijk pianist – maar hij ondersteunt, beschermt en koestert de cello die in wezen de cruciale rol speelt in dit turbulente werk, met name in de korzelige furie van het allegro scherzando en de uitgelaten finale met zijn typisch Russische triomfritme. In het langzame deel, een ware vocalise, komt een boeiende overgang van majeur naar mineur voor.
Natuurlijk circuleerden van dit werk al heen wat opnamen, waaronder die van Kurtz (RCA 09026-68996-2), Harrell (Decca 414.340-2), Tortelier (EMI 769.851-2) tot de betere uit een wat verder verleden behoren en bij de recentere uitgaven Mørk (Virgin 72435-451192-9), Rademakers (Quintone Q12002) en Grabanier (Naxos 8.550987) tot de beste behoren.
Misschien moeten we het als de tragiek van Dmitri Kabalevsky beschouwen dat hij in het verkeerde tijdsbestek in het verkeerde land leefde en zich strikt te houden had aan de compositorische beperkingen die het Sovjet regime dicteerde. Desondanks werd hij ooit van formalisme beschuldigd.
Maar in potentie was Kabalevsky best een krachtige componist met soms even een doorbrekend eigen geluid. Zijn cellosonate behoort beslist tot zijn betere werken en het is goed dat het werk hier een kans krijgt om dat in een uitstekende verklanking te laten horen.
Van zijn sonate kennen we al heel mooie vertolkingen door Rostropovitch (met de componist als begeleider, EMI 572.026-2), Walton (Somm SOMMCD 029) en Birkeland (Simax PSC 1146).
De in 1973 geboren veelzijdige Russische componiste Lera Auerbach die zich vooral in de V.S. en Duitsland manifesteert, trok op cd al eerder de aandacht van BIS met kamermuziek- en pianowerken (BIS CD 1242 en 1592). In haar reeks van 24 Preludes voor cello en piano, waaruit hier een keuze is gemaakt, zodanig dat de speelduur van het plaatje volledig is benut (volledig zijn ze opgenomen door Ani Aznavoorian en de componiste zelf op Cedille CDR 90000-137), ontpopt zij zich als componiste met een eigen, heel Russische stem (nog) in de buurt van Shostakovich.
De combinatie van deze drie werken op deze nieuwe uitgave is uniek en het dient zonder voorbehoud te worden gezegd dat het nieuwe duo zich hiermee meteen in de hoogste interpretatieve regionen brengt. Hoe lang het tweetal al samenwerkt, is niet bekend, maar duidelijk is wel meteen dat van een hechte twee-eenheid sprake is, zo optimaal wordt als het ware vanuit één commandocentrum de frasering, de accentuering, de expressie in harmonie geregeld. De aanpak is fris, met een duidelijk onderscheid tussen de openlijk beleden romantiek van Rachmaninov, de ingetoomde ruigheid van Kabalevsky en de geserreerde miniportretten van Auerbach. Waar nodig gunt men elkaar ook even de ruimte voor een persoonlijk accent. Een nogal opmerkelijk cd debuut.