CD Verzamelprogramma's

SWARTS, LUCIA: ITALIAANSE OORSPRONG VAN DE CELLO, DE

Lucia Swarts: De Italiaanse oorsprong van de cello. Jacchini; Cellosonates in G op. 3/9, in Bes op. 1/7, in a op. 1/8; Gabrieli, D.: Ricercare’s  nr. 1 in g, 3 in D, 5 in C, ; Cellosonate in G; Canon; Lulier: Cantate ‘Amor, di che tu vuoi’; Scarlatti, A.: Cellosonates nr. 1 in d, nr. 2 in c en nr. 3 in C; Bononcini: ‘La nemica d’amore fatta amante; Pur ti riveggio ancor’; Cellosonate in a. Lucia Swarts (vc), Siebe Henstra (kl), Richte van der Meer (vc) en Johannette Zomer (s). 7 Mountain 7MNTN 005 (72’43”). 2015 

 

In hoeverre Giuseppe Maria Jacchini (ca. 1633-1727), Domenico Gabrieli (1651-1690) , Giovanni Lorenzo Lulier (1662-1700), bekend als Giovannino del violone en Giovanni Bononcini (1670-1742) aan de wieg stonden als eerste componisten die wezenlijke muziek voor de voor het eerst autonoom opererende cello componeerden, wordt met deze uitgave duidelijk.

Het is misschien wel interessant om eerst iets meer over de cello te lezen (handig bijvoorbeeld via wikipedia). Dan blijkt, kort door de bocht, dat het instrument op basis van de zestiende eeuwse violone door de Italiaan Gasparo da Salo (1540-1609) zijn definitieve vorm heeft gekregen. Italië dus als de bakermat van het instrument. Dat vraagt om klinkend materiaal uit de vroegste tijd van het instrument.

‘De cello in de zeventiende eeuw was de titel van een programma van Anner Bijlsma, Lidewij Scheifes en Bob van Asperen uit 1988 (RCA RD 77978, Duitse Harmonia Mundi 82876-60160-2) met werken van Frescobaldi, Domenico Gabrieli, Giuseppe Maria Jacchini en Battista degli Antoni. Zij waren het die lieten horen hoe de cello bevrijd werd uit zijn louter begeleidende rol om ook iets van de al eerder door de viool veroverde positie op sologiebied te verkrijgen.

Julia Swarts en haar mede instrumentalisten gaan haast nog een stapje verder op hun cd. Ze speelt solowerken, zoals de Ricercare’s van Domenico Gabrieli die als eerste voor cellosolo schreef, maar ook de overige sonates en werken voor cello met b.c. en voor meer afwisseling twee bijdragen waarin sopraan Johannette Zomer en Lucia Swarts de eer delen. Dat Lucia Swarts alle kneepjes van het authentieke cellospel op een mooi instrument uit die tijd beheerst, blijkt duidelijk.

Verrassend is, hoe mooi en gevarieerd deze in uitgesproken spirituele Italiaanse stijl zijn gecomponeerd; die variatie komt ook goed uit dankzij de volgorde van het programma, waarin de Ricercares over het recital zijn verdeeld. Verrassend is ook het inventieve karakter van de meeste stukken met hun vaak erg treffende inhoud. De tussen 1650 en 1700 ontstane werken vormen een mooie waaier van verlokkende cellomuziek. De drie zwierige sonates van Jacchini vormen een hoogtepunt in dit welkome geheel.

Er is hier veel onbekends en verrassends waarvan het goed is dat het zo stijlvol en geëngageerd aan het licht is gebracht.