Virginie Robillard: De Baudelaire á Proust; Franck: Vioolsonate in A M. 8; Fauré: Vioolsonate nr. 1 in A op. 13; Debussy: Vioolsonate, Met Bruno Robillard. Hortus 128 (70’07”). 2014
Volgens Virginie Robillard vindt dit drietal Franse vioolsonates uit respectievelijk 1886, 1876 en 1917 een parallel in de Franse literatuur van Baudelaire tot Proust.
Los daarvan vormt dit trio sonates een heel bevredigend programma. En er valt veel te genieten van de manier waarop broer en zus Robillard reageren op de verschillende eisen die hen worden gesteld.
De stijl van Fauré met zijn mengeling van verfijning en felheid is goed, dat wil zeggen genuanceerd getroffen, zeker in de lyrische gedeelten en wordt in het lang uitgevallen andante mooi volgehouden. Het scherzo en de finale bezitten een levendige subtiliteit c.q. een sterke doelgerichtheid.
In de sonates van Franck en Debussy wordt gewaakt tegen overstatement. Beide werken maken ook een heel positieve indruk. Franck met een goed gerichte welsprekendheid en een mooi uitgezongen langzaam deel en Debussy klinkt mooi samenhangend, geconcentreerd en spontaan.
Concurrentie is er natuurlijk genoeg van niet alle identieke programma’s. Fauré/Franck/Debussy bijvoorbeeld van Bell en Thibaudet (Decca475.6709), Franck/Debussy van Chung en Lupu (Decca 421.154-2), Mintz en Bronfman (DG 477,5448) plus Perlman en Ashkenazy (Decca 452.887-2).
Maar de jeugdig-gave voordracht van dit nieuwe Franse stel heeft een eigen bekoring die op zichzelf ook zeer de moeite waard is en ze kregen de opnamekwaliteit die ze verdienen.