Aïcha Redouane en Habib Yammine: Machreq: Dhikr du bien-aimé, 23 liederen. Ocora C 560256 (75’37”). 2014
In de vorige eeuw was de māqam, gelijk aan de Indiase raga en de Griekse nomos een melodisch schema met obligate modus, melodische en ritmische structuur. In het moderne Egypte duidt het woord māqam slechts de modus aan.
Tussen kunst- en volksmuziek is het verschil duidelijk. Het kunstlied ontleent zijn vormen aan de Arabische cultuur, het volkslied vertoont een veel grotere verscheidenheid. Alle vormen die gedurende de duizenden jaren langs de Nijl van Mesopotamië, Arabië, Libië, Ethiopië en de Soedan leven nu nog in min of meer zuivere vorm voort.
Het kunstlied dat in steden als Caïro domineert en dat een groot beroep doet op improvisatie, wordt solistisch gezongen met begeleiding van de nai fluit, de ganun (dulcimer), maar hier zijn het de slagwerkjes riqq en daff die subtiel door Habib Yammine worden gebruikt die domineren. Solistisch is de riqq mooi te horen in ‘Wasla en māqam bayyati’.
In 2001 vestigde de Egyptische zangeres Aïcha Redouane de aandacht op zich met haar opname Nahda du Proche-Orient (Chant du monde LDC 2741154), maar deze latere uitgave is beter en dus aantrekkelijker.
De lyrische zang van Redouane is hier op zijn mooist in het bijzonder fraai gefraseerde ‘Gaddidi ya nafsi’.
Natuurlijk is dit repertoire dat een eind af staat van het Europese kunstlied, maar iedereen met een open oor voor muziek uit het Midden Oosten zal er genoegen aan beleven.