Rondeau, Jean: Melancholy grace. Frescobaldi: ‘Toccata nr. 7’ uit Libro di toccate, canzone. versi d’hinnie: ‘Fantaisie de M. de Lorency’, Toccata’s nr. 1 en 4 uit Toccate e partite d’involatura boek 1; Rossi: Passacaille del Seign. Louigi’; Strozzi: ‘Toccata quarta per l’elevazione’ uit Capricci da sonare op. 4; Sweelinck: ‘Fantasia d1: chromatica’ SwWV 258/S1; Picchi: ‘Ballo alla polacha’, ‘Intavolatura di balli’ uit Intavolatura di balli; Bull: ‘Pavan en gaillarde ‘Melancholy’ K. 67; Scheidemann: Pavane lachrymae WV. 106; Luzzaschi: ‘Toccata del quarto tuono’ uit Il transilvano, band 1; Storace: ‘Recercar di legature’ uit Selva di varie compositioni; Valente: ‘Sortemeplus con alcuni fioretti’ uit Intavolatura de cimbalo; Gibbons: ‘Pavane’ FWV CCXCII; Dowland: ‘Lachrimae verae or Seven tears’ nr. 7. Erato 2950.08994 (80’01”). 2020
De Franse klavecinist Jean Rondeau die al enige mooie opnamen met composities van Bach en Couperin maakte, maar voor zijn nieuwe veelzijdige programma koos hij repertoire van voornamelijk Italiaanse zestiende en zeventiende eeuwse componisten waarin Sweelinck, Bull en Scheidemann als het ware te gast zijn.
Mooi dat hij daarin ook minder voor de hand liggende componisten als Laurencinius di Roma (1550 - 1608), Luigi Rossi (1598 -1653). Gregorio Strozzi (1615 - 1687), Giovanni Picchi (1572 - 1643), John Bull (1562 - 1628), Heinrich Scheidemann (1596 - 1663), Luzzasco Luzzaschi(1545 - 1607). Bernardo Storace (1637 - 1707) en Antonio Valente (1520 - 1580) betrekt.
De rode draad die door het programma loopt heet ‘melancholie’ en vindt tot slot zijn bekroning in het bekende zuchtende en kreunende Lachrimae uit 1596 van Dowland. Maar ook een verwijzing naar de classicist Serenus Zeitblom uit Thomss Manns boek Doktor Faust was op zijn plaats geweest, want die merkte op dat alle muziek uit de moderne tijd een klacht is.
Het programma bestaat enerzijds uit inderdaad klaaglijke Pavanes en anderzijds uit strakke Toccata’s die minder virtuoos zijn dan bij Buxtehude en Bach, maar die ook juist iets hebben van korte melancholieke zwerftochten met ampel ruimte voor vrije expressie en improvisatie. Daar maakt Rondeau dankbaar gebruik van in dit heel bijzondere en fraai gerealiseerde recital.
Hij gebruikt daarvoor twee instrumenten; een daarvan moet een van de oudste klavecimbels zijn, feitelijk een virginaal van Francesco Poggi uit Florence (ca. 1575), het andere een klavecimbel van Philippe Humeau, een Barbaste kopie uit 2007.