Ragazze kwartet: Vivere. Haydn: Strijkkwartet nr. 76 in d H. III/76, Kwintenkwartet; Schubert: Strijkkwartet nr. 14 in d D. 810, Der Tod und das Mädchen; Widmann: Strijkkwartet nr, 3 Jagdquartett. Channel Classics CCS SA 34613 (69’). 2012
Wanneer je als strijkkwartet in een wereld waarin – zeker in Nederland – de getalenteerde, ambitieuze jonge strijkkwartetten als paddenstoelen uit de grond schieten, na ettelijke jaren, feitelijk al sinds de gemeenschappelijke tijd op het K.C. in Den Haag nog steeds met vaak verrassend gedurfde programma’s acte de présence geeft, heb je je bestaansrecht bewezen.
Maar wat is dan een goed programma voor een debuut cd? Je wilt laten horen van alle muziekmarkten, ook de nieuwste thuis te zijn, je moet ook liefst zorgen dat er aansprekend repertoire bij is om de verkoop te bevorderen.
Wat dat betreft is de keuze voor een classicistisch werk van Haydn, een vroegromantisch van Schubert en een eigentijds van Widmann een uitgekiende. In een tijd van een uitpuilende markt met veel, haast moordende concurrentie lijkt het gewaagd om je alsnog met ideale voorbeelden als van het Lindsay kwartet (ASV CDDCA 1077), het Amadeus kwartet (DG 471.762-2), het Quatuor mosaïques (Astrée E 8665), het Alban Berg kwartet (EMI 556.826-2), het Eder kwartet (Warner 0927-40824-2) en het Kodály kwartet (Naxos 8.550314) toch met Haydns Kwintenkwartet te willen profileren. Bij Schuberts Der Tod und das Mädchen weet je onder andere het Quartetto italiano (Philips 446.163-2), het Takácks kwartet (Hyperion CDA 67585), het Belcea kwartet (EMI 557.419-2) vòòr je. Maar het is goed om je daardoor niet te laten ontmoedigen en een eigen interpretatie na te streven. Dat is hier gelukkig wonderwel gelukt. Haydn krijgt een slank, verfijnd, tot in het detail mooi uitgewerkt vrij dynamisch profiel, Schubert wordt enigszins gederomantiseerd, ook intens, zonder zich grote vrijheden te veroorloven, mooi van geserreerde poëzie en drama gespeeld.
Waarna alle aandacht zich richt op het Derde kwartet van Jörg Widmann dat deel uitmaakt van een gesloten cyclus van vijf. Het stuk werd in 2003 voor het eerst door het in eigentijdse muziek gespecialiseerde Arditti kwartet uitgevoerd en in 2008 maakte het Leipzigs kwartet er een eerste opname van (MDG 307.1531-2).
Met dit werk betreden we de wereld van de conceptuele muziek waarin met allerlei eigen toevoegingen sectie wordt gepleegd op bestaande werken, die tot skeletdelen worden verkleind voor nader gebruik. Natuurlijk komt daarin ook een fragment uit Mozarts strijkkwartet nr. 17, Jachtkwartet, langs, maar zover te ontdekken viel niet uit zijn jacht(piano)sonate nr. 18, noch uit Bachs Jagdkantate. Onvermoed vormt het tweede deeltje, prestissimo, uit Schumanns Papillons op. 2 het uitgangspunt. Het wordt op fascinerende wijze gefragmentariseerd, zelfs versplinterd. Wat zo ontstaat is half humoristisch, half sadistisch en aan het eind van de jacht wordt zelfs de cellist symbolisch omgebracht. Die hele jacht gaat ook gepaard met soms angstaanjagende kreten van de kwartetleden.
Het is een niet geringe prestatie van de vier ragazze dat ze dit avontuur zo geanimeerd tot een passend einde brengen. Ze doen dat in 11’ (tegen de Leipzigers in 10’52”) waarmee ze minstens een zilveren medaille verdienen. Blijft alleen de symbolische vraag wat de houdbaarheidsdatum van dit geweldige ‘(jonge) meiden’ kwartet is. Op internet en YouTube zijn ze voor nadere kennismaking haast niet te missen.