Queyras, Jean-Guihen: Kurtág: Jelek II 2x; Árnyak; Ax hit; Piliszky János: Gérard de Nerval; In memoriam Aczèl György; Kodály: Sonate voor solocello op. 8; Sonatine voor cello en piano; Adagio voor cello en piano; Veress: Sonate voor solo cello. Met Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMG 50.1735 (69’56”). 2000
Als er één eigentijdse componist is die de muziekwereld kan overtuigen dat composities met een uitvoeringsduur tussen de halve en de vier minuten een natuurlijk middel zijn om de post-tonale muziek inhoud te verlenen, dan is het Kurág wel. De zeven stukken die Queyras op deze mooie cd uitvoert bieden zo’n bijzondere ervaring.
Ook de bekendere solosonate van Kodály, waarvan te beginnen met Starker vroeger (Delos) en daarna vooral Kliegel (Naxos), Bárta (Supraphon) en Gastinel (Naïve) al mooie opnamen bestonden, wordt door de Franse cellist met veel gusto aangepakt. Harmonischen, glissandi, sul ponticello, felle arpeggio’s: het is alles fraai uitgewerkt daar en gelukkig ook met een mooi ronde toon. Het Adagio is daarna als een verzachtende zalf.
Van de Solocellosonate van Veress uit 1967 kenden we een mooie opname van Demenga (ECM), maar Queyras klinkt overtuigender, mede dankzij de warme opnameklank.