Marlis Petersen: Goethe-Lieder, Das ewig Weibliche. Krenek: Monolog der Stella op. 57; Schumann: Nachtlied op. 96/1; Braunfels: Die Trommel gerühret op. 29/3; Liszt: Freudvoll und Leidvoll S. 280; Kempff: Wandrers Nachtlied op. 51/4; Wagner: Meine Ruhe ist hin op. 5/6; Sommer: Ach neige, du Schmerzenreiche; Ives: Ilmenau; Diepenbrock: Kennst du das Land?; Tchaikovsky: Alleen wie het eenzame hart kent op. 6/6; Wolff: Lied der Philene (Singet nicht in Trauertönen); Mignon (Heiss mich nicht reden); Schumann: So lasst mich scheinen op. 98a/9’; Medtner: Wandrers Nachtlied uit Goethe-Lieder op. 6; Schubert: Suleika 1 D. 720 op. 14/1 (Was bedeutet die Bewegung); Fanny Mendelssohn: Suleika op. 34/4 ‘Ach, um deine feuchten Schwingen’; Sommer: Wandrers Nachtled; Trojahn: Bewundert viel und viel gescholten; Liszt: Über allen Gipfeln ist Ruh’ S. 306. Met Jendrik Springer. Harmonia Mundi HMC 90.2094 (58’52”). 2010
De aantrekkingskracht van vele van Goethe’s gedichten en teksten uit de drama’s Egmont, Faust I en II, Stella, de roman Wilhelm Meisters Lehrjahre en de dichtbundel West-Östlicher Divan was voor vele componisten blijkbaar zo groot en zo inspirerend dat ze er menig lied over maakten.
Onder de titel Das ewig Weibliche verzamelde de Duitse sopraan Marlis Petersen er negentien en kroop ze waar nodig in de huid van Stella, Klärchen, Gretchen, Mignon, Suleika en die andere vrouwen.
Aan een paar bekende liederen wilde ze zeker niet voorbijaan, maar het recital bevat ook veel onbekende verrassingen. Dat begint al direct met het briljante, rusteloze concertstuk Monolog der Stella van Ernst Krenek uit 1928.
Dan zijn daar ondermeer nog het aangrijpende Ach, um deine feuchten Schwingen van Fanny Mendelssohn, het subtiele, bewogen Kennst du das Land van Alphons Diepenbrock. Boeiend ook is te ervaren hoe verschillende componisten met dezelfde tekst omgingen: Wandrers Nachtlied, over schoonheid en dood, van muziek voorzien door Robert Schumann, Franz Liszt, pianist/componist Wilhelm Kempff, Charles Ives, Nikolaj Medtner en Hans Sommer. Niet alleen wat deze thematische speurtocht aan bijzonders opleverde, is zeer de moeite waard, ook de knappe manier waarop Marlis Petersen zich naast haar activiteiten in de opera- en oratoriumwereld in de intiemer liedkunst beweegt met haar plooibare, hier nog jeugdige stem en hoe ze in her ene na het andere lied de wisselende sfeer weet te treffen, is reden voor bewondering. Aan Jendrik Springer heeft ze een zeer meelevende en heel goede, attente begeleider.