Anna Prohaska: Enchanted forest. Vivaldi: ‘Alma oppressa’ uit La fida nimfa RV. 714; Händel: ‘Combattuta da due venti’ uit Faramondo HWV, 39; ‘Feliccisima quest’alma’ en ‘Come in ciel benigna stella’ uit Apollo e Dafne HWV. 122; ‘Furie teriblli’ uit Rinaldo; ‘Torna mi a vagheggiar; uit Alcina HWV. 34; Purcell: ‘Hornpipes’ in d en g’ ; ‘O let me weep’; ‘See, even night herself is here’ uit The fairy queen Z. 629; ‘Raise, raise the voice’ uit Ode for St. Cecilia’s day Z. 334; ‘Curtain tune on a ground’ uit Timon of Athens, the man-hater Z. 632; Cavalli: ‘Restino imbalsamate’; ‘O più d’ogni ricchezza’ uit La calisto; Monteverdi: ‘Lamento da nimfa’ uit Madrigalen bk. 8. Met Arcangelo o.l.v. Jonathan Cohen. Archiv 479.0077 (70’17”). 2012
Voor haar debuut op Archiv koos Anna Prohaska destijds als rijke inspiratiebron het betoverde woud dat in de Renaissance toen men teruggreep op Tasso, Ariosto en Boiardo zo’n grote rol speelde. Maar op de achtergrond spelen ook Ovidius’ Metamorfosen zeker nog een rol, zeker in de legende van Dafne.
Parallellen uit de schilderkunst die mooi als coverbeeld gebruikt hadden kunnen worden, zijn Pollaiulo’s Apollo en Dafne of Botticelli’s La primavera.
Het aardige van dit recital is, dat Prohaska op Monteverdi’s Lamento della nimfa na niet de meest voor de hand liggende connecties heeft gekozen.
Met haar donker gekleurde sopraan toont de zangeres zich in dit hele repertoire heel goed en effectief thuis. Dat ze zorg besteedt aan mooie, onconventionele versieringen waar dat gewenst is, vormt een extra pluspunt. De benadering is steeds intelligent en gevoelig,
Hoogtepunt volgt op hoogtepunt, maar in het bijzonder moeten de bijdragen van Purcell en Cavalli worden genoemd, plus de hartverscheurende klacht van Monteverdi. Mooi zoals ze telkens de essentie van het gezongene treft.
Als intermezzi is er het tweetal hornpipes van Purcell waarin de verder attent begeleidende Jonathan Cohen zich even apart kan onderscheiden.