Christopher Park: Schumann: Fantasie in C op. 17; Stravinsky: 3 Delen uit Petroesjka; Neuwirth: Marsyas. Oehms OC 1863 (63’33”). 2016
Christopher Park: Wanderer fantasy. Liszt: Fantasie voor piano en orkest over ‘Schuberts Wanderer Fantasie S. 366; Schubert: Pianosonate nr. 13 in A op. post. 120, D. 664; Brahms: Variaties en fuga op een thema van Händel op. 24. Met de NDR Elbphilharmonie Hamburg o.l.v. Christoph Eschenbach. Capriccio C 5412 (71’03”). 2014
De Koreaans-Duitse pianist Chrisopher Park won in 2014 de Bernstein Award tijdens het Stiftung Schleswig-Holstein muziekfestival in 2014 en gebruik makend van die bekroning kon hij al gauw zijn eerste cd maken. Hij maakte het zich daarbij niet makkelijk door de expressief lastige Fantasie van Schumann en de zware virtuositeitseisen stellende Petroesjkadelen van Stravinsky te kiezen. Beide werken brengt hij er goed af, al bestaan daar betere uitvoeringen van: Schumann van Perahia (Sony SK 42124), Pollini (DG 447.451-2), Richter (EMI 764.625-2) en Uchida (Decca 478.2280) en Stravinsky van Pollini (DG471.360-2), Yuja Wang (DG 477.8795) en Vanessa Benelli Mosell (Decca 481.1616).
Daarom richtte mijn aandacht zich vooral op Marsyas van Olga Neuwirth (1968), een bijna een kwartier durende compositie die ook in een versie voor fluit, altviool, cello en piano bestaat.
De mythe van de fluitspelende sater Marsyas uit de Griekse mythologie (Ovidius: Metamorfosen) die vastgebonden aan een boom levend werd gevild door de lier spelende Apollo, nadat deze hem had verslagen tijdens een muzikaal duel, is een klassiek thema uit de beeldende kunst (in 2002 nog Anoush Kapoor in Tate Modern), maar ook in de muziek. Diepenbrock wijdde een Orkestsuite aan hem, Pärt het pianowerk Lamentate. Ook Neuwirth schijnt iets te zien in de gedachten over lijden en catharsis die met Marsyas zijn verbonden.
Parker geeft daar mooi uitdrukking aan.
De tweede opname heeft ook een aardige verrassing. Liszt maakte naam als bewerker van eigen en andere pianowerken. Inn dit geval koos hij de Wandererfantasie van Schubert uit 1822 om daar een soort virtuoos romantisch pianoconcert van te maken in 1852 (gepubliceerd in 1868). Het resultaat is verrassend. Natuurlijk blijft het oorspronkelijke werk goed herkenbaar - als men het goed kent kan men het meeneuriën - maar het bijzondere is hoe mooi het is georkestreerd.
Onder meer Boris Berezovsky (Teldec 0630-17133-2), Leslie Howard (Hyperion CDA 67403/4) en Jorge Bolet (Decca 430.736-2) maakten al opnamen van dit werk, maar Parker handhaaft zich goed in hun gezelschap.
Schuberts Pianosonate nr. 13 is een vernuftige, maar ook vrij zorgeloze sonate à la Mozart die is opgedragen aan Josefine Koller, de dochter van een ijzerhandelaar uit Stiermarken, waar Schubert in 1819 even vakantie had en niet alleen van het mooie landschap, maar ook van de charme van diens achttienjarige dochter genoot.
Brahms was 28 toen hij in 1861 bezig was om een uitgave van Händels Klavecimbelsuites voor te bereiden. Hij was zo getroffen door de Aria con variazioni uit de eerste Suite dat hij er zelf 25 aan toevoegde en het resultaat cadeau gaf aan de jarige Clara Schumann.
Licht van toets en caleidoscopisch van kleur maakt Park er wat fraais van.