Patricia Petibon: Rosso. Sartorio: ‘Quando voglio’ uit Giulio Cesare, ‘Orfeo, tu dormi’ uit L’Orfeo; Stradella: ‘Queste lagrime e sospiri’ uit San Giovanni Battista; Händel: ‘Tornami a vagheggiar’, ‘Ah! Mio cor, schernito sei’ uit Alcina; ‘Lascia chío pianga’ uit Rinaldo; ‘Volate, amori’, ‘Neghittosi, or voi che fate’ uit Ariodante; ‘Piangerò la sorte mia’ uit Giulio Cesar ; A. Scarlatti: ‘Se il mio dolor t’offende’ uit Griselda, ‘Caldo sangue’ uit Urbino; Porpora: ‘Morte amara’ uit Lucio Papirio; Vivaldi: ‘Siam navi all’onde algenti’ uit L’Olimpiade; B. Marcello: ‘Come mai puoi vedermi piangere?’ uit Arianna. Met het Venetiaans barokorkest o.l.v. Andrea Marcon. DG 477.8763 (75’23”). 2009
Na haar eerdere opvallende recitalplaat Amoureuses (DG 477.7468) verrast Patricia Petibon ons opnieuw met korte portretten van bij toerbeurt uitgelaten, wraakzuchtige, angstige, moordlustige achttiende eeuwse Italiaanse barokoperaheldinnen. Händel, die zich in dit gezelschap niet hoeft te schamen incluis.
Niet alleen beschikt de lichte sopraan over een prachtig zuiver kwinkelerende stem, ze toont ook in deze miniportretjes een verbluffend muzikaal acteervermogen. Levendigheid, engagement, veelzijdigheid, virtuositeit, esprit strijden om de voorrang. Het klinkt alles, mede dankzij de spirituele begeleidingen van Marcon en de zijnen sensationeel in de positieve zin van het woord.
Bekende items als de aria’s van Händel vragen om vergelijking met bijvoorbeeld Piau (Naïve), Kirchschlager (Sony), Connolly (Coro), Bott (Hyperion), Ciofi (Virgin) en DiDonato (Virgin), maar Petibon onderscheidt zich telkens weer bijzonder positief.