CD Verzamelprogramma's

PETKOVA, MARIETTA: DER DICHTER SPRICHT

Der Dichter spricht. Schubert: Pianosonate nr. 21 in Bes D. 960; Schumann: Kinderszenen op. 15; Chopin: Ballade nr. 4 in F op. 52. Marietta Petkova (p), Wenneke Savenije (tekst). Strangholt United Media ISBN 978.9086.69.060-2 (hardcover pocket, 32 pagina’s geïllustreerd + cd, 72’40”). 2007

 

Wanneer een grote eruditie, toegespitst op muziek, literatuur en beeldende kunst wordt benut en samengevoegd met een groot verbeeldingsvol recreatief muziektalent als dat van de Bulgaars/Nederlandse pianiste Marietta Petkova komt tot stand wat deze hardcover pocket op het formaat van een gangbare muziek dvd, maar in plaats daarvan voorzien van een cd te bieden heeft.

De achterliggende gedachte van Der Dichter spricht werd al jaren geleden tijdens een masterclass van Alfred Cortot in de praktijk gebracht en uiteraard gericht op Schumanns Kinderszenen waarvan het dertiende en laatste deeltje die titel draagt. Later bezondigde ook Nuccio Trotta zich aan deze logische associatie.

Maar Petkova gaat daarin verder en vat Schumanns uitspraak ‘Iedere toonkunstenaar is een dichter, maar wel eentje van een hogere orde’ in ruimere zin op door ook muziek van Schubert en Chopin, romantici bij uitnemendheid, daarin te betrekken. 

Waar de pianiste zich vooral op de rijk gevarieerde dichterlijke expressie van de drie heel verschillende muziekwerken richt en die mooi expressief, maar zonder enige overdrijving ‘dichterlijk laat spreken’, verwoordt ze samen Wenneke Savenije achterliggende feiten, gedachten, indrukken. Steeds staat de relatie tussen tekst en muziek daarbij centraal. Zo wordt een beeld geschetst van de componisten tijdens hun creatieve processen. Voor de lezer en luisteraar is het interessant deze ‘stroom van bewustzijn’ te volgen en er zijn eigen indrukken en opvattingen mee te vergelijken. 

Waar Beethovens late pianosonates worden gekenmerkt door de wanhopige noodzaak om te communiceren, om een manier te vinden om het onzegbare uit te drukken, kijkt Schubert in zijn laatste sonates naar binnen, steeds thema’s herhalend en opnieuw formulerend als zijn het hardnekkige herinneringen. De sonate in Bes (1828) is een lange alleenspraak waarin de duidelijke richting die Beethoven aangaf, is vervangen door structuren die om hun onderwerpen schijnen rond te draaien zonder ooit tot rust te komen. Dat wil allerminst zeggen dat de sonate op enigerlei wijze zelfzuchtig zou zijn. Het gaat er meer om dat de gangbare waarneming van de lineaire tijd hier is uitgesteld.

De filosoof Theodor Adorno vatte dat op zijn manier samen door te spreken van een ‘landschappelijk karakter’; inderdaad definieert en verkent het werk een emotioneel terrein waarin Schubert uniek is. Petkova maakt dat heel goed invoelbaar.

In Schumanns door zijn vrouw Clara gesuggereerde Kinderszenen uit 1838 omdat ze vond dat de componist vaak op een kind leek, gaat het om de terugblikken van een volwassene op zijn jeugd, maar dan vooral van een volwassene die veel affiniteit toont met de onschuld en de kwetsbaarheid van het kind. Tenslotte treedt in het laatste deeltje de volwassene naar voren in ‘Der Dichter spricht’, een titel die overigens pas werd toegevoegd nadat de muziek af was. Zo eindigt het werk haast even raadselachtig als het met ‘Von fremden Ländern’ begon. 

In zijn Ballade nr. 4 tapt Chopin in 1842 uit een heel ander vaatje met een muziek vol contrasten tussen momenten van een lyrische teerheid, onmiddellijk gevolgd door passages vol tumultueuze energie. De verhalende implicatie van het begrip ‘ballade’ (die hier voor het eerst een toepassing in de muziek vindt) heeft menig commentator ertoe gebracht om het werk in verbinding te brengen met de langere gedichten van Chopins Poolse tijdgenoot Adam Mickiewicz; Chopin verwerkte ook enige van diens gedichten in zijn liederen. Maar hoewel die gedichten en Chopins gedichten een zekere vluchtige, in episodisch opzicht onderlinge verwantschap vertonen, is er geen enkel bewijs dat Chopin een bepaald programma in de gedachten had toen hij dit werk schreef.

Al lezend in het mooi vormgegeven boekje met zijn opvallende selectie aan afbeeldingen, die deels uit het archief van de pianiste komen (zoals een foto van    ) en verder onder meer bekende schilderijen als Caspar David Friedrichs Wanderer über dem Nebelmeer, Goethes gedicht Gesang der Geister über den Wassern tegen een waterval achtergrond, Van Goghs Korenveld met kraaien, Von Schwindts tekening van Schuberts werkkamer met het typische Schubert brilletje, een foto van een ontmoeting tussen Arthur Rubinstein en Sviatoslav Richter en van een door laatstgenoemde gesigneerd programmaboekje van een recital dat de pianiste als tienjarige (en wonderkind) bijwoonde in Roesse, Het is een puur genoegen om bijvoorbeeld eerst die speciaal gekozen teksten te lezen en de eigen fantasie te wekken om daarna aandachtig naar de muziek te luisteren. Want daar gaat het natuurlijk primair om. Hier kan worden volstaan dat Marietta Petkova daarbij een ideale, expressieve en heel stijlvolle muzikale reisleidster is die de juiste gedachten en gevoelens bij de luisteraar kanaliseert.

De vervoerde, deels gekwelde, deels montere, maar steeds in zichzelf verdiepte sonate van Schubert – het belangrijkste werk op de cd -  vergt niet alleen een zuiver afgestemde gevoeligheid voor elke zinswending, maar ook een analytische geest die over langere trajecten voor eenheid zorgt. Precies daarvoor zorgt Petkova door de tempi goed te kiezen en haar toon te differentiëren. Zo krijgt iedere herhaling betekenis en wat gewoonlijk wat weg heeft van meanderende afleidingen krijgt zo het aanzien van essentiële kwalificaties en revisies.

In de korte beschikbare tijd maakt de pianiste van Schumann een goed gekarakteriseerd, gevoelig en zelfs treffend vignet.

Hoe anders klinkt Chopin onder Petkova’s handen: intens, vervuld van enig retorisch drama, vergelijkbaar met iemand die blind is en ineens de gave van het zicht krijgt, getuige het stormachtig gespeelde coda zonder de parameters van Chopins poëzie te ver op te rekken.

De levensecht klinkende ‘live’ opnamen (gelukkig zonder storend applaus gemonteerd) werden in 2006 en 2007 in de Rotterdamse Doelen gemaakt door Leo de Klerk van Bloomline studio gemaakt.