Munrow, David: The art of courtly love. Escurel: ‘A vous, douce debonnaire’; Machaut: ‘Hareu, hareu, le feu; Hélas, ou sera’ ‘Obdediens usque ad mortam’; ‘Amours me fait desirer’; ‘Trop plus est bele’’; ‘Blaute parée de valour’; ‘Je ne sui mie’; ‘Se ma dame m’a guerpy’; ‘Se je souspir parfondement’; ‘Dame, se vous n’avez apercü’; ‘Quant je suis mis au retour’; ‘Mes esperis se combat’; ‘Ma fin est mon commencement’; ‘Douce dame jolie, pour Dieu’; ‘De bon espoir’; Puis que la douce’; ‘Speravi’; ‘De toutes flours’; ‘Quant Theseus’; ‘Ne quier veoir’; ‘Quant j’ay l’espart’; ‘Phiton, le mervilleus serpent’; Anon. ‘Estampies real nr. 7’; ‘Istampitta tre fontane’; ‘Tribum quem’; ‘Contre le temps’; Andreu: ‘Armes, amours’; O flour des flour’; ‘Restoés restoés’; ‘La Spagna’; Grimace: ‘A l’arme, a l’arme’; Franciscus: ‘PhIton Phiton’; Borlet: ’Ma tredol rossignol’; Solage: ‘Fumeux fume par fumée’; Meruco: ‘De home vray’; Vaillant: ‘Tres douiz amis’; ‘Ma dame’; ‘Cent mille fois’; Pykini: ‘Plasanche or tost’; Caserta: ‘Amour m’a le cuer mis’; Solage: ‘Hélas, je voy mon cuer’; Perugia: ‘ Andray soulet’; ‘Le greydnour bien’; Dufay: ‘Ce moys de may’; ‘La belle se siet’; Binchois: ‘ Je ne fai tousjours que penser’;’Filles a marier ne vous mariez ja’; ‘Amoureux suy et me vient toute joye’; ‘Je loe amours et ma dame mercye’; ‘Vostre tres doulx regart plaisant’; ‘Bien puist’; Dufay: ‘Navré je sui d’un dart penetratif’; ‘O tres piteuix “Lamentatio constantnopolitanae”’; ‘Par droit je puis bien complaindre’; ‘Donnés l’assault’; ‘Helas, mon dueil’; ‘Vergine bella’; Molins: ‘Amis tout dous vis’; Hasprois: ‘Ma douce amour’. Early music consort, Londen o.l.v. David Munrow. Virgin 561.284-2 (2 cd’s, 2u. 35’41”). 1973
De inhoud van dit album wordt gedomineerd door ballades van Machaut, Binchois en Dufay en het is vooral de eerste op wie de aandacht zich concentreert. Na zijn dood zei Franciscus Andrieu, hier ook even vertegenwoordigd na zijn dood: “O bloem der melodiemeesters…. God van harmonie, wie zal u vervangen nu u bent heengegaan?”
Guillaume de Machaut staat tussen twee tradities in: hij was de laatste componist van eenvoudige, vrije melodieën in de traditie van de trouvères (troubadoors) en een van de eerste die in de nieuwe, polyfone en ritmische stijl van de zogeheten Ars nova componeerde.
In zijn jeugd diende Machaut aan het hof van Jean, koning van Bohemen en hertog van Luxemburg en hij volgde de politieke avonturen van zijn vorst in diverse delen van Europa. Kort voordat Jean in 1346 in de Slag van Grécy werd gedood, werd de componist kanunnik van de kathedraal in Reims waar hij de rest van zijn leven sleet.
Machauts composities weerspiegelen de gewijde en seculiere aspecten van zijn leven; hij schreef een aantal Latijnse werken, maar ook Franstalige stukken, Van zijn seculiere liederen had de ballade zijn voorkeur. Hij schreef er tweeënveertig.
De poëtische vorm van de ballade bestond meestal uit drie strofen van acht regels, waarvan de laatste twee steeds als refrein werden herhaald. Machaut componeerde elke strofe in de muzikale vorm A (regels 1-3), A (regels 4-6) en B (regels 7-8). Op één na zijn al die ballades polyfoon, wat zijn technische vakmanschap demonstreert.
Deze opname van Munrow telt zeven ballades van Machaut. Munrow laat de hoofdmelodie worden gezongen terwijl de lagere partijen voor rekening komen van authentieke instrumenten. De ballade ‘Dame se vous méstés lointienne’ is uitgevoerd met een doedelzak omdat Machaut zelf ons vertelt dat dit instrument de ‘ware aard’ tot uiting brengt. Deze opname is een levendige, sterk aansprekende reconstructie waarin de luisteraar kan genieten van de duidelijke interactie tissen de ene stem en de andere. Daardoor is Munrows reeks vertolkingen ook decennia na zijn dood nog steeds heel opmerkelijk.