Lydia van Mourik: Sound of wood. Popp: ‘Russisch Zigeunerlied op. 462’; Mouquet: ‘Pan et les oiseaux’ op. 15; Stamm: ‘Spring dance’; ‘Unter dem Sternenhimmel’ Coulter: ’Lament for the wild geese’; Rossignol: ‘Hungarian serenade’; Vivaldi: ‘Largo’ uit het flautinoconcert in C R. 443; Chopin: ‘Variaties over ‘Non più mesta’ in E uit Rossini’s La cenerentola; Kohler: ‘Echo’’ Reade: ‘Prelude’ uit The Victorian kitchen; Damare: ‘Le merle blanc’ op. 161; Borne: ‘Fantaisie brillante sur Carmen’. Met Martin Mans (org, directie), Maurice van Dijk (trp) en Martin de Greef (slw). Quality Classics CD 141421-2 (63’58”). 2015
Verbeelding, expertise, oorspronkelijkheid, eigen initiatief en een brede repertoirekennis leidden tot deze inspirerende debuutopname van fluitiste Lydia van Mourik die afwisselend van piccolo tot alt haar instrumenten in het best denkbare aurale perspectief plaatst.
Behalve voor vakgenoten zal de repertoirekeus met materiaal van de achttiende tot twintigste onbekend en nieuw zijn. Dat voert op zijn beurt tot leuke ontdekkingen binnen het gegeven brede kader met meest montere, soms licht melancholieke stukken.
De fluitiste speelt duidelijk, ook opnametechnisch, de hoofdrol. Geen wonder wanneer je je hiermee wilt profileren; de goed verzorgde begeleidingen blijven enigszins op de achtergrond maar spelen wel goed hun belangrijke rol. Afwisseling en sfeertekening genoeg in de opeenvolgende stukken.
Zou dit programma voor het master diploma in 2013 van Lydia van Mourik (1987) zijn gespeeld, dan was ze daar blijkens het hier gehoorde super cum laude mee geslaagd. Logisch dat ze zich met een eigen website www.lydiavanmourik.nl (waar nadere info over de verkrijgbaarheid van haar voor €14,90 excl. verzendkosten verkrijgbare cd debuut wordt verstrekt), als ook met een FB account op internet manifesteert.
Onwillekeurig ga je zoeken naar meer, al dan niet gelijksoortig materiaal van de onbekendere componisten. Van Wilhelm Popp (1828-1903) bestaan bijvoorbeeld alternatieve opnamen van het Belle epoque orkest (Virgo 961026) en een fluit/piano dito van Wegner en Kröker (Thorofon CTH 2187), van Jules Mouquet (1867-1946) van Marc Grauwels met orkestbegeleiding (Naxos 8.555977); Hans-André Stamm (1958-) schreef voornamelijk orgelwerken, maar ook zijn dans voor piccolo en orgel die nauwelijks of niet fonografisch bekend is; dat geldt ook voor het rustig beschouwelijke stuk ‘Unter dem Sternenhimmel’. Dat James Galway de verleiding niet kom weerstaan om de ‘Lament for the wild geese’ van zijn landgenoot Phil Coulter met dwarsfluit, piano en orkest op te nemen (RCA 09026-63725-2) is begrijpelijk, maar hoeveel charmanter en simpeler klinkt dat werkje van een minuut of drie hier.
Van de in dit geval als Félix-Ludger Rossignol opgevoerde, maar beter onder de naam Victorin de Joncières (1839-1903) bekende Franse componist heb ik alleen ooit een Belgische opname van de opera Dimitri gehoord. Zijn ‘Hongaarse serenade’ is een bewerkt pianostuk dat ook een uit de onbekendheid verloste trouvaille blijkt te zijn.
Het origineel van Vivaldi’s piccoloconcert kennen we van Michala Petri (RCA RD 86656) en Erik Bosgraaf (Brilliant Classics 93804), maar hier, tot zijn kern herleid klinkt het losgezongen largo geconcentreerder. Het andere origineel, van Chopins Rossinivariaties is in de dwarsfluit/pianoversie erg mooi van Elizabeth Mann en Garrick Ohlsson (Arabesque Z 6746) en voor fluit/harp van o.m. Daniëlle van Laar en Regina Ederveen (Good Music GM 1104).
Onbekender is dan weer ‘Echo’ van Ernesto Köhler (1849-1907), oorspronkelijk voor fluit, hoorn en piano, maar hier briljanter, ook evenwichtiger gemaakt door de hoorn te vervangen door een trompet.
‘The Victorian kitchen garden’ van Paul Reade (1943-1997) is een vijfdelige suite voor klarinet en harp, zoals in zijn geheel te horen van Michael Collins en Michael McHale (Chandos CHAN 10637). Hier klinkt daar een letterlijk smakelijk, licht vervreemd voorproefje van.
Piccolo, trompet, slagwerk en orgel in plaats van alleen de piccolo met piano, zoals o.a. bij Nola Exel en Jan Gruithuyzen (Erasmus WVH 193) of de combinatie fluit/hoorn/piano van Jean-Robert Gasciarino c.s (Chant de Linos CL 0510) horen we verhelderend in ‘Le merle blanc’ van Eugène Damare (1840-1919).
Tot slot is ook de virtuoze, animerende aanvankeljke begeleiding van de ‘Fantaisie brillante sur Carmen’ van François Borne (1840-1920) voor fluit en piano (Sharon Bezaly en Ervin Nagy, BIS CD 1039) vervangen door een levendiger combinatie fluit, trompet, orgel en slagwerk die als joyeuze uitsmijter wat dichter bij het georkestreerde Toreadorslied & Co. staat.
Om de titel van de cd, The sound of wood, te verklaren zou nog kunnen zijn vermeld van welke houtsoorten Van Mouriks instrumenten zijn vervaardigd: peren-, pruimen-, kersen-, esdoorn-, rozen-, ebbenhout, coromandel, grenadille, bubinga of…? Het blijkt grenadille te zijn (de alt is van zilver). Gelukkig niet van plastic, zoveel is meteen zeker.