Lavinia Meijer: Divertissements. Salzedo: Variations sur un thème dans le style ancien op. 30; Ballade op. 28; Jeux d’eau op. 29; Caplet: Divertimenti ‘À la française’ en ‘À l’espagnole’; Ibert: Harpstukken nr. 1-6. Channel Classics CCS SA 28908 (75’45”). 2008
Lavinia Meijer: Visions. Britten: Harpsuite op. 83; Patterson: Spiders op. 48; Bugs op. 93; Byrnes: Visions in twilight; Yun: In balance; Takemitsu: Stanza II. Channel Classics CCS SA 29709 (63’08”). 2009
Lavinia Meijer: Fantasies & impromptu’s. Pierné: Impromptu-caprice op.9; Spohr: Fantasie in c op. 35; Variaties in F op.36 over Je suis encore dans mon printemps; Saint-Saëns: Fantaisie op. 95; Fauré: Impromptu op. 86; Une châtelaine en sa tour op. 110; Verdalle: Impromptu nr. 2; Snoer: Fantasie ‘Wien Nederlands bloed’; Roussel: Impromptu op. 21; Glière: Impromptu in As. Channel Classics CCS SA 31711 (72’04”). 2010
Lavinia Meijer: Voyage. Debussy: ‘Clair de lune’ uit Suite bergamasque (bew); ‘La fille aux cheveux de lin’ uit Préludes I; ‘Bruyères; uit Préludes II (bew); Danse sacrée et danse profane; Ravel: Introduction et allegro; Satie: Gymnopédie nr. 1 (bew); Gnossiennes nr. 1, 2, 3 en 5 (bew); Tiersen: ‘Comptine d’un autre été, l’après-midi’, ‘La valse des monstres’, ‘La valse d’Amélie’ en ‘’Sur le fil’ uit Le fabuleux destin d’Amélie Poulain. Met Amsterdam Sinfonietta o.l.v. Candida Thompson. Sony 88875-04640-2 (60’04”). 2014
Het leek zinvol om na eerder aandacht te hebben geschonken aan de beide opnamen die aan één componist waren gewijd – Einaudi en Glass – ook eens aandacht te schenken aan de verzamel cd’s van Lavinia Meijer, te beginnen met haar debuut uit 2008.
Diverterend is het recital op Divertissements zeker want Salzedo, zelf een groot harpist, wist precies hoe hij zijn invallen optimaal op het instrument kon realiseren en effecten kon uitbuiten. Ze volgt André Caplet sfeervol in Franse en Spaanse sferen en benadert de stukken van Jacques Ibert op goed geduide manier.
Op de tweede cd is de blik gericht op Engeland. Britten schreef zijn vijfdelige Suite voor de Welshman Osian Ellis. Het laatste deeltje bestaat uit variaties op de hymne St. Denio (uit Wales). Het werk is rijk aan mooie glissandi en uitgesproken lyrisch van karakter, zelfs de fuga.
De beide Suites van Paul Patterson zijn geïnspireerd door giftige spinnen (als de zwarte weduwe en de tarantula) en kevers, maar gelukkig klinkt de muziek allerminst giftig, maar wel pittig. Wat tegenvallend is hierna Isang Yun’s In balance, maar dat ligt zeker niet aan de harpiste. Bevredigender is Takemitsu’s Stanza II voor harp en tape, al lijkt dat tape aandeel te onbeduidend.
Dan volgt de cd Fantasies & impromptu’s. Het was Sébastien Érard die rond 1810 grote technische verbeteringen aan de harp aanbracht. Zo opende hij de weg voor een behoorlijk aantal componisten om meer idiomatisch voor het instrument te gaan componeren. Dat vooral de ‘Franse school’ zich daarvan dankbaar als eerste bediende, is heel verklaarbaar.
Het leverde hoogwaardige composities als Saint-Saëns’ Fantaisie op. 95 en Fauré’s Impromptu op. 86 op. De Fantasie van Spohr blijft daar trouwens niet ver bij achter.
Maar eigenlijk nog interessanter zijn de onbekendere werken van twee destijds heel beroemde, maar intussen vrijwel vergeten componerende harpisten. Johannes Snoer (1868-1936) was harpist van het Concertgebouworkest en schreef behalve de hier opgenomen Fantasie over het oude Nederlandse volkslied Wien Neerlands bloed ook een Parafrase over Wagners Rheingold en een Romance voor fluit en harp. Van deze laatste bestaat een opname van Daniëlle van Laar (fl) en Regina Ederveen (hrp) op Good Music GM 1104.
Die Fantasie mag dan voor huidige oren wat academisch van aard lijken, Lavinia Meijer tokkelt hem geanimeerd nieuw leven in. Een echt juweeltje is echter de Impromptu van Gabriel Verdalle (1845-1912), harpist bij de Parijse Opéra. Muziek met vloeiende melodiek, kleurige harmoniek en verfijnd klinkende tegenstemmen.
Al deze werken worden opnieuw de een na de ander op een moeilijk te verbeteren manier uitgevoerd.
Met het volgende programma Voyages confronteert ze ons nader met bekende stukken uit het Franse impressionisme, deels solistisch om te beginnen in bewerking van Debussy’s Clair de lune dat meteen heel smaak- en sfeervol klinkt alsof het oorspronkelijk voor harp werd geschreven. In Ravels Introduction et allegro meldt zich het wat uitgedund Amsterdam Sinfonietta voor een van de mooiste opnamen van dit werk; dat geldt ook voor Debussy’s beide Danses. Harp en ensemble vervullen gelijkwaardige rollen die van grote affiniteit met deze muziek getuigen.
De eerste Gymnopédie van Satie gaat op Reinbert de Leeuw manier gewaagd traag; daar moet men van houden. Heel wat beter slaagden de Gnossiennes gelukkig.
Met de muziek uit de soundtrack van de komedie Amélie van Yann Tiersen uit 2001 worden we weer in een heel andere, maar enigszins voorspelbare wereld gedompeld. Best genietbaar, zeker Amélie’s wals die terugkoppelt naar Satie.
Ook hier is het in termen van harpspel weer aanleiding tot grote bewondering. Een leuke trouvaille zijn de illustraties van Jeroen Krabbé en een keuze uit wat gedichten in het bijbehorende programmaboekje.
Zou de harpiste voor een volgend recital niet eens kunnen denken aan de harpbewerking van Rodrigo’s Concierto de Aranjuez, William Alwyn’s Lyra angelica harpconcert en het kamerconcert van de Braziliaan Radamés Gnattali? Op Amsterdam Sinfonietta kan ze daarbij vast wel weer rekenen.