CD Verzamelprogramma's

MILSTEIN, MARIA EN NATHALIA: SONATE DE VINTEUIL, LE

Maria en Nathalia Milstein: La sonate de Vinteuil.  Pierné: Vioolsonate op. 36; Hahn: À Chloris; ‘L’heure exquise’ uit Chansons grises (bew.); Saint-Saëns: Vioolsonate nr. 1 in d op. 75; Debussy: Vioolsonate. Mirare MIR 384 (65’38”). 2016

 

In de laatste fase van mijn gymnasiumtijd vond de bevlogen leraar Frans het gelukkig nodig om ons enigszins in te wijden in À la recherche perdu van Marcel Proust. Ik diverse latere levensfasen ben ik daarnaar teruggekeerd en nu zou ik dat, geïnspireerd door de zussen Milstein, opnieuw moeten doen en herlezen wat Proust daar zegt over de gedachte van de onvrijwillige herinnering waarbij een alledaagse ervaring moeiteloos herinneringen oproept uit het onderbewuste. Zoals het koekje dat in de thee wordt gedompeld en dat daarna tijdens het oppeuzelen een vloed aan verweven gedachten op gang brengt. Proust heeft daar in zijn novelle uit 1913 zeven delen met 4.215 bladzijden voor nodig om het onderwerp geheel uit te diepen.

Onderweg komen we bijvoorbeeld ‘la petite phrase’ tegen, de korte frase uit het langzame deel van een vioolsonate van de denkbeeldige componist Vinteuil die voor het eerst voor Charles Swann wordt gespeeld door zijn geliefde Odette de Crécy en die voor hem een steeds terugkerend blijk van liefde wordt in Un amour de Swann.

Terzijde is het nog leuk om een verband te leggen met De koperen tuin van Vestdijk (die graag muziek in zijn oeuvre stopte) en Nol Rieke die zijn buurmeisje veraf iets van Haydn hoort spelen.

Natuurlijk is altijd geraden naar de componist van die vioolsonate. De beroemde Vioolsonate van Franck en de minder bekende van Vieuxtemps en Fauré zijn wel als kandidaten genoemd, Ravel kon niet want diens beide sonates ontstonden na 1913. Dat voor Debussy’s sonate uit 1917 werd gekozen, is begrijpelijk, maar in de tijd gezien kan het deze niet zijn geweest.

Saint-Saëns is een logischer keuze want in een brief heeft Proust ooit erkend dat hij een groot bewonderaar was van deze componist en dat diens Vioolsonate nr. 1 uit 1885 hem het idee van de ‘charmante, doch middelmatige’ petite phrase gaf. De nagenoeg onbekende Vioolsonate van Gabriel Pierné uit 1900 wordt door Milstein aan de hand van een thema uit het eerste deel als waarschijnlijk getipt.

Wie haast onbegrijpelijk ontbreekt op het menu, is de geweldige Vioolsonate van Lekeu uit 1891.Daar had ik graag de tot bewerkte salonstukjes van Reinaldo Hahn aan willen opofferen, hoewel schrijver en componist even een relatie schijnen te hebben gehad.

De detailkritiek op de keuze der werken daargelaten past de grootste bewondering. De achterliggende gedachte voor dit recital is hoogst origineel. Saint-Saëns’ sonate klinkt in een volmaakt partnerschap aanstekelijk levendig en geëngageerd vol weemoedige charme en met een lichte ritmische toets in het scherzo en een meeslepende finale. Het sensuele karakter van de Debussysonate wordt in het juiste perspectief geplaatst, extremen zijn vermeden.