Linos ensemble: Werken uit Schönbergs Verein für musikalische Privataufführungen. Schönberg: Kammersinfonie nr. 1 in E op. 9 (bew. Webern); Zemlinsky: Maeterlinck liederen op. 13 nr. 1-6 (bew. Stein, Tarkman); Busoni: Berceuse élégiaque op. 42 (bew. Schönberg). Met Zioryana Kushpler (ms.). Capriccio C 5138 (47’56”).
Het elf leden tellende Linos ensemble met o.a. fluitist Kersten McCall en hoornist Paul van Zelm koos uit de verzameling van Schönbergs Verein für musikalische Privataufführungen, die tussen 1918 en 1921 in Wenen hielp eigentijdse componisten via bewerkingen gehoord te laten worden, drie contrastrijke composities die samen een aardig contrastrijk programma bieden. Schönbergs door Webern bewerkte Kammersinfonie nr. 1, oorspronkelijk voor 15 instrumentalisten geschreven zorgt de wat gekrompen bezetting voor een winst aan helderheid en een verlies aan kleur.
In Zemlinsky’s zes Maeterlinck liederen treedt hetzelfde verschijnsel op: een gemis aan kleur, maar winst aan impact en directheid: weelderigheid tegenover teerheid. Een vergelijking met een orkestversie - bijvoorbeeld van Petra Lang en Vladimir Jurowski (LPO LPO 0078) - leert dat snel.
Voor Busoni’s Berceuse élégiaque die in de oorspronkelijke orkestversie de ondertitel Des Mannes Wiegenlied am Sarge seiner Mutter’ droeg, geldt hetzelfde. Het is heel nuttig dat dit erg mooi uitgevoerde alternatief van deze drie werken nu voorhanden is.