Alicia de Larrocha: Soler: 8 Pianosonates; Granados: 7 Piezas sobre canto populares españoles; Goyescas I; El pelele; 12 Danzas españolas; Danza lenta; Allegro de concierto; Valses poéticos; Escenas románticas; Nueve tonadillas; Canciones amatorias; Albeniz: Iberia; Navarra; Azulejos; Suite española; Pavana – capricho; Tango; Recuerdos de viaje op. 71; Cantos de España; Zaragoza; Malagueña; Mallorca; Zambra granadina; La Vega; Falla: Piezas españolas; Dans nr. 2 uit La vida breve; 2 dansen uit El sombrero de tres picos; Dans uit El amor brujo; Fantasia bética; 7 Canciones polulares españolas; Turina: Sanlúcar de Barrameda; Danzas fantásticas; ‘Zapateado’ uit Danzas andaluzas; ‘Sacromonte’uit Danzas gitanas; Literes: Acis y Galatea; Laserna: El tripili; Giménez: ‘La tempranicia’ met Victoria de los Angeles (s); Montsalvatge; Concierto breve para piano y orquestra. Met het Stedelijk orkest Barcelona o.l.v. Garcia Navarro. EMI 629.486-2 (8 cd’s, 9u 17’24”). 1962-1993
Bewonderaars van Larrocha die dachten de essentie van haar opnamen bij Decca en RCA aardig volledig bij elkaar te hebben, zullen aangenaam verrast zijn met deze omvangrijke aanvulling op twee oude, nauwelijks meer leverbare beperkte EMI programma’s, aangevuld met moois uit de in W. Europa onbekende Hispavox archieven met toevoeging van een ‘live’ zaalopname uit 1971. Die vond met belangrijke medewerking van Victoria de los Angeles plaats in de Assembly Hall van het Hunter College in New York en is dus dank zij de voortreffelijke zangeres, toen voortreffelijk bij stem en met een kenmerkende uitstraling die groter was door het aanwezige publiek primair een vocale aangelegenheid.
Natuurlijk is het de moeite om haar oudere en nieuwere registraties te vergelijken. De nieuwere opnamen klinken soms, maar niet altijd wat mooier; de jongere pianiste ging wat guller met rubato om dan de oudere. Ook werd ze geleidelijk logisch genoeg wat minder scherp en fel. Het sterkst blijkt dat bij het beluisteren van haar late en enige RCA opname uit 1994.
Met het Iberische idioom is Larrocha, de doyenne onder de Spaanse pianisten, sinds haar geboorte vertrouwd. Als Catalaanse moet zij veel affiniteit hebben gehad met het werk van Albeniz. De suite Iberia met de ondertitel “12 nouvelles impressions”, is zoiets als ‘Ansichtkaarten in muziek’ (tot een beeld van de Spaanse kolonie in Cuba aan toe), maar dan op het hoogste niveau. Er kan een overtuigend pleidooi worden gehouden om aan te tonen dat het hier in een twaalftal heel picturale, uitgesproken Andalusische impressies om het grootste werk uit de Spaanse pianoliteratuur gaat, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de rustige verdroomdheid van ‘Evocación’, de drukke activiteit van ‘El puerto’, de gespannen religieuze felheid van ‘El corpus Christi en Sevilla’, de zwierende vrolijkheid van ‘Triana’, de duistere melancholie van ‘El Albaicín’. En dan is daar bijvoorbeeld nog de uitbundige bravour van een losse dans als Navarra. De pianiste verleent het geheel een fraaie ritmische vitaliteit.
Een twintig jaar jongere componist is te horen in de Suite española uit 1886, een vroeg werk derhalve met innemende charme en vlotte gebaren vertolkt hier. Probeer nr. 5, ‘Asturias’ met zijn gitaarassociatie. Opvallend is steeds ook de onopgesmukte natuurlijkheid van het musiceren, zo geheel vrij van effectbejag. Daardoor blijft veel ruimte voor dichterlijke nuancen.
EMI was Decca in zoverre voor dat er al een dubbelaar (EMI 764.504-2) in omloop was met Iberia, Suite española en kortere werken uit 1962, door Decca min of meer gedoubleerd op Decca 417.887-2) en later teruggekeerd in een speciaal Larrocha album met 7 cd’s (473.813-2) met nogal wat overlappingen en waarin de Spaanse muziek temidden van werken van Bach, Haydn, Mozart, Beethoven, Chopin, Schubert, Liszt, Schumann, Ravel, Katsjatoerian e.a. verscheen. Toegegeven moet wel worden dat de 25 jaar later digitaal opgenomen stukken volbloediger klinken. Die opnamen uit 1986 zijn ook te vinden op Decca 417.887-2 en 448.191-2 (2 cd’s) of als deel van het dubbelalbum Decca 433.923-2.
Niet lang voordat hij in 1916 verdronk toen het schip waarop hij naar de V.S. reisde door een Duitse duikboot werd getorpedeerd, moet Granados hebben aangevoeld hoe belangrijk zijn Spaanse achtergrond was en wat hij daarmee in de muziek aanmoest. Een van de mooiste resultaten daarvan is zijn pianosuite Goyescas en de opera die daarop werd gebaseerd. De invloed van de volkscultuur in het werk staat wel dichter bij de hofmuziek dan bij de flamenco- en canto hondo stijl die van zigeuner en Moorse invloed blijk geeft. In een fantasiewereld zijn de impressies van Goya’s schilderijen prachtig verbeeld.
De Goyescas in 7 delen uit 1911 van Debussy’s generatiegenoot Granados behoren tot de treffendste en kleurigste pianowerken met een Iberisch koloriet. Het onbetwiste hoogtepunt is nr. 4, ‘Quejas, o la maja y el ruiseñor’, het befaamde ‘Meisje en de nachtegaal’. Een tweede hoogtepunt is ‘El amor y la muerte’. Maar vlak ook een zwierig felle dans als ‘El fandango de cancil’ niet uit. Het gaat om blijken van een hoogst persoonlijke expressie van dergelijke sentimenten, ook al zijn ze nog geworteld in het idioom van de gangbare Europese harmonische en melodische stijl uit de laatromantiek. Die vonken moeten worden aangeblazen door iemand die daarmee een intuïtieve verwantschap heeft en zo iemand was Larrocha..
Maar ook de kortere pianostukken en de deeltjes die hij tussen 1892 en 1900 bundelde in de serie van 12 in vier groepen onderverdeelde Danzas españolas vertonen dezelfde vonken van een dergelijk nationalisme. Fijn dat ook de 7 Valses poéticos worden gepresenteerd en de ettelijke korte, zelfstandige stukken. Met het Allegro de concierto geeft de componist blijk van een streven naar classicisme.
Alternatieve opnamen van o.a. Goyescas 1-6 dateren uit 1977 (Decca 411.958-2, 448.191-2) en uit 1990 (RCA RD 60408 of 09026-68184-2) en van de 12 Danzas españolas (Decca 433.923-2, 2 cd’s). In 1981 maakte de pianiste een andere eerdere opname van de Dansen (Decca 414.557-2).
Het materiaal van Falla is uiteraard welkom, maar hoe goed ook de pianoreductie van de balletdansen, men mist node de fraaie orkestrale kleurwerking. Deze deeltjes verschenen eerder o.a. op Decca 417.771-2 en in het dikke album. Het relatief wat minder bekende aandeel van Turina stamt van EMI 764.528-2, de korte werken van de minder bekende componisten zijn leuk om eens te horen, maar hebben haast eerder het karakter van toegiften, de Sonates van Soler horen thuis op een klavecimbel en het vrij luchtige concert van Montsalvatge vormt een fijne uitsmijter.