Patricia Kopatchinskaja en Polina Leschenko: Les deux. Poulenc: Vioolsonate FP. 119; Delibes: ‘Wals’ uit Coppélia (bew. Dohnányi); Bartók: Vioolsonate nr. 2 Sz. 76, BB. 85; Ravel: Tzigane. Alpha 387 (52’54”). 2017
Deze uitgave signaleert mooi een huidige trend in het muziekleven want in de eerste plaats is het verrassend dat twee jongere kunstenaars uit de Slavische wereld zo’n goed gevoel tonen voor Franse en Hongaarse muziek en in de tweede plaats hoe ze tot hun verrassende programmakeuze kwamen en onderlinge verbanden legden.
Daar ging wat speurwerk aan vooraf. Op 8 april 1922 speelde de Hongaarse violiste Jelly d’Arányi in Parijs Ravels Sonate voor viool en cello tijdens een besloten concert in samen met Béla Bartók aan de vleugel werken de Vioolsonates van Poulenc en Bartók. Ravel fungeerde als bladomslaander (en Szymanowski, Stravinsky, Milhaud, Honegger en Roussel bevonden zich onder de toehoorders). Dat moet heel bijzonder zijn geweest.
Heel enthousiast geraakt, bleef de violiste nog lang zigeunermelodieën spelen op verzoek van Ravel. Dat duurde tot in de vroege morgenuren. Zo werd het idee voor Ravels Tzigane (het Franse woord voor zigeuner) geboren, hoewel het nog twee jaar duurde voordat Ravel het werk op papier zette. Dat hij in 1924 de pianopartij voor de luthéal - het toetsinstrument dat beter het nasale geluid van een cymbalom, de Hongaarse dulcimer benadert - omzette is een ander verhaal.
Deze Tzigane is gemodelleerd naar de Hongaarse rapsodieën van Liszt met invloed van de ongeremde virtuositeit van de Caprices van Paganini. Het werk begint met een lange, trage inleiding waarin de viool een toenemend complexe solocadens speelt en daarmee een aards en bepaald effect ontwikkelt.
Een schijnbare improvisatie op het klavier kondigt het opgewekte tweede gedeelte aan waarin de solo uitbundiger wordt met bliksemsnelle hoge harmonieën en stekelige pizzicati.
Net als een vuurwerkshow is de Tzigane niet diepzinnig, maar een spektakel dat voor voldoening zorgt en als een violist het lef heeft om het stuk recht te doen, klinkt het vrij sensationeel.Eerder deden dat o.l.v. Philippe Graffin en Claire Désert (Avie AV 2059), Maxim Vengerov en Irina Vinogradov (Biddulph LAW 001), Augustin Dumay en Maria João Pires (DG 479.0537) en Rosanne Philippens en Yuri van Nieuwkerk (Channel Classics CCS SA 35013), maar ook de felle Patricia Kopatchinskaja en Polina Leschenko slagen er heel goed in om de juiste sfeer en het verlangde karakter te treffen.
In de Vioolsonate van Poulenc die we onlangs nog aantroffen op de cd van Maria en Hanna Milstein (Cobra 0045) en ons herinneren van bijvoorbeeld Chantal Juillet en Pascal Rogé (Decca 443.968-2) en Arabella Steinbacher en Robert Kulek (Orfeo C 739.081 A) is bijvoorbeeld het blues deel spits uitgewerkt.
De walsbewerking van Delibes heeft zo vlot uitgevoerd meer het aanzien van een uitsmijter dan van een goed uitvoerbare dans en de Vioolsonate nr. 2 vab Bartók tot slot bezit de juiste mengeling van energie en melancholie als bij Emmy Verhey en Youri Egorov (Erasmus WVH 023), Isabelle Faust en Florent Boffard (Harmonia Mundi HMN 90.1702). Mooi, zoals Kopatchinskaja en Lechenko zich eensgezind zo kernachtig laten horen.