CD Verzamelprogramma's

KEMPEN, PAUL VAN: COMPLETE PHILIPS OPNAMEN

Paul van Kempen: Complete Philips opnamen. Weber: Ouverture Oberon; Verdi: Ouverture La forza del destino; Mascagni: ‘Intermezzo’, ‘Voi lo sapete, o mama’ uit Cavalleria rusticana; Wagner: Voorspelen eerste en derde akte; ’Treulich geführt ziehet hin’ uit Lohengrin WWV 75; Tansman: Isaiah, de profeet; Offenbach: ‘Belle nuit, o nuit d’amour’, ‘Les oiseaux dans la charmille’, ’Scintille diamant miroir’ uit Hoffmanns vertellingen; Gounod: ‘Avant de quitter ces lieux’ uit Faust; Meyerbeer: ‘Ombre légère’ uit Dinorah; Weber: ‘Ozean! Du Ungeheuer’ uit Oberon J. 306; Suppé: ‘Ja wenn die Musik nicht wär’ uit Die schöne Galathée; Strauss, J.: ‘Mein Herr Marquis’ uit Die Fledermaus; Verdi: ‘Gloria all’Egitto’ uit Aida; ’Gli arredi festivi’, ‘Va pensiero, sull’ ali dorati’ uit Nabucco; ‘Ah! Solo per mi l’infamia… Piangi fanciulla’, ‘La donna è mobile’ uit Rigoletto; ‘Misere d’un alma quel suon, quel pezzi… Ah! che la morte ognora’ uit Il trovatore; Leoncavallo: ‘Vesti la giubba’; ‘Intermezzo’ uit I pagliacci; Puccini: ‘Recondita armonia’, ‘Vissi d’arte, vissi d’amore’ uit Tosca; Tchaikovsky: Symfonieën nr. 5 in e op. 64,  nr. 6 in b; Romeo en Julia; Slavische mars op. 31; Capriccio italien op. 45; Ouverture 1812 op. 49; Schubert: Marche militaire D. 733/1; Strauss, J.: Radetzky mars op. 228; Beethoven: Ouverture Die Weihe des Hauses op. 124; Mendelssohn: Hebriden ouverture op. 26; Rossini: Ouverture Guillaume Tell; Brahms: Akademische Festouverture op. 80; 9 van de 21 Hongaarse dansen WoO. 1; Berlioz: Ouverture Benvenuto Cellini;  Beethoven: Symfonieën nr. 3 in Es op. 55 Eroica, 7 in A op.92 en 8 in F op. 93; Reger: Hiller variaties op. 100; Mendelssohn: Ouverture Midzomernachtsdroom op. 21; Rossini: Ouvertures Guillaume Tell; Il barbiere di Siviglia; Donizetti: Ouverture La fille du régiment; Tchaikovsky: Serenade voor strijkorkest in C op. 48; Suite nr. 4 in G op. 61 Mozartiana; Verdi: Requiem; Wagner: Ouvertures Tannhäuser en Der fliegende Holländer. Met Gré Brouwenstijn (s), Erna Spoorenberg (s), Lidy van der Veen (ms), Cornelis Kalkman (t), Frans Vroons (t), Theo Baylé (b) met het Koor van de Nederlandse opera, Groot omroepkoor, het Radio filharmonisch orkest en het Concertgebouworkest en Berlijns filharmonisch orkest, Lamoureux orkest en in het Requiem van Verdi Gré Browenstijn (s), Maria von Ilosvay (a), Petre Munteanu (t) en Oskar Czerwenka (bs) met koor en orkest van de Accademia di Santa Cecilia, Rome. Decca 484.0237 (10 cd’s, 12u. 38’). 1947/1955
 
Jongere luisteraars zal de naam Paul van Kempen vrijwel niets meerzeggen. Misschien hebben ze gehoord van de rellen toen hij met het Concertgebouworkest optrad en als ex-Nazi werd beschouwd. Zelf gaan mijn herinneringen aan hem terug tot kort na W.O. II toen ik als muziekhongerige tiener zaterdagmiddagen aan de AM radio gekluisterd om de de concerten van het Radio filharmonisch orkest onder zijn leiding (die hij in 1949 kreeg) te beluisteren. Voorjaar 1955 leerde ik hem persoonlijk kennen toen zijn vrouw en hij me hartelijk thuis in Naarden ontvingen voor een interview.
Over leven en werk van hem is veel te vinden op Wiki, dat hoef ik hier niet te herhalen.
Van Kempen (1893 - 1955) had een merkwaardige en nogal contraversionele carrière. Hij begon in 1913 als violist in het Concertgebouworkest, maar wilde gaan dirigeren. Kansen werden hem in Nederland - Utrecht, Den Haag - niet geboden, dus zocht hij rond 1916 een plek als violist in Duitsland en kon in 1932 als dirigent beginnen in Oberhausen, maar moest hij wel Duits staatsburger worden, later kreeg hij een aanstelling bij de Staatskapel in Dresden en in 1940 vaste gastdirigent van de Staatsoper in Berlijn. In 1942 stopte hij in Dresden omdat hij geen lid wilde worden van de NSDAP.Jij leidde als opvolger van Karajan nog wel het Symfonie orkest in Aken totdat dit inn 1944 onmogelijk werd.
In die vroege Duitse jaren maakte hij sinds 1935 wel reeds opnamen, zoals van het Vioolconcert van Dvorak met Vása Priíhoda, samen met werken van Bach, Tartini, Paganini en Bazzini (Symposium 1266) en 1953 nog de vijf Pianoconcerten van Beethoven met Wilhelm Kempff en het Berlijns filharmonisch orkest (DG 476.5299). In 1943 had DG ook opnamen met hem gemaakt in het Concertgebouw.
Maar toen hij het Requiem van Verdi in januari 1951 met het Concertgebouworkest zou uitvoeren, kwam het tot een protestbetoging van het publiek dat schreeuwde en stinkbommen en rotjes rondstrooide. Een paar dagen later vond in Den Haag nog zo’n actie plaats. Alleen in de omroepstudio en in het buitenland - Duitsland, Frankrijk, Italië - kon hij veilig werken. En heel mooie dingen laten horen.
Haitink noemde hem ooit een ‘Mengelberg in zakformaat’. In hoeverre dat klopt, is na te gaan aan de hand van deze Philips mono opnamen die netjes zijn verdoekt. Het betreft wel een allegaartje van operafragmenten met  destijds bekende solisten en als grote verrassing Tansman’s drie kwartier durende oratorium Isaiah, de profeet uit 1950 dat werd geschreven om de Shoah en de stichting van de staat Israel te gedenken. Het werk wordt in het Frans gezongen en andere opnamen lijken er niet van te bestaan. Het werk maakt alsnog met zijn invloeden van Stravinsky (Symphonie de psaumes) en Bloch (Secred service) een diepe indruk. Soms interpreteert hij ineens gehaast, zoals in het eerste deel van de Serenade voor strijkers met het Lamoureux orkest.
De Tchaikovsky bijdragen waren al een paar maal heruitgegeven (Philips 420.858-2, 438.524-2 (3 cd’s), Decca 480.8536 (2 cd’s). Vermeldenswaard is dat Tchaikovsky VI de eerste Philips lp was. In Symfonie nr. 5 heeft hij de paukenpartij gewijzigd en bekkens toegevoegd in de finale.
De opname van Verdi’s Requiem werd op veilige afstand mei 1955 in Rome gemaakt met Petre Munteanu als beste solist in een wat langzame vertolking. Tot de hoogtepunten behoort zeker Beethovens Eroica.
Dit zijn heel mooie herinneringen aan Van Kempen, voorzien van een mooie tekst van Niek Nelissen en een goede documentatie maar zonder gezongen teksten.