Trio Karénine: La nuit transfiguré. Liszt: ‘Tristia’, La vallée d’Obermann S. 723c (bew. Lassen); Schumann: Studien für den Pedalflügel op. 56 nr. 1-6 (bew. Kirchner); Schönberg: Verklärte Nacht op. 4 (bew. Steuermann). Mirare MIR 554 (58’45”). 2020
Richard Dehmels gedicht Verklärte Nacht uit de bundel Weib und Welt werd door Arnold Schönberg als een symfonisch gedicht in 1899 voor het eerst getoonzet. In 1917 maakte hij daar een versie voor strijkorkest van en die versie herzag hij nog een keer in 1943. Intussen had de pianist Eduard Steuermann (1892 - 1964) als bewonderaar van de Nieuwe Weense School in 1932 al zijn bewerking voor pianotrio gemaakt.
De vijf delen komen overeen met de structuur van Dehmels gedicht en de muzikale metaforen vormen een goed relaas van de vrouwelijke taak en de reactie op haar klacht door haar minnaar. Daar zijn geen grote gebaren voor nodig. Nadat pianiste Pamela Kouider heeft ingezet, wordt ze gevolgd door beide strijkers die helpen om troost te schenken en tenslotte passie te scheppen. Emotie en intelligentie houden elkaar goed in balans.
Het Trio Karénine van Paloma Kouider (p), Fanny Robillard (v) en Louis Rodde (vc) is geheel in sympathie met de strekking van het werk en geeft op haast methodische wijze gestalte aan de figuren en taferelen.
Vooraf spelen ze van Liszt ‘Tristia’, La vallée d’Obermann uit Années de pèlerinage I, Suisse in de vermoedelijke bewerking van Edward Lassen voor pianotrio en maakte er een intens en gloeiend stuk van. Theodor Kirchner deed iets dergelijks met de zes Studien für den Pedalflügel van Schumann om daar meer gewicht aan te verlenen.
Het Trio Karénine zorgt ervoor dat dit drietal werken de lading krijgt die het nodig heeft in de geest van Schönbergs opmerking: ‘My work should be judged as it enters the ears and heads of listeners, not as it is described to the eyes of readers’.