CD Verzamelprogramma's

JÄRVI, NEEME: ESTSTE ORKESTWERKEN

Estse orkestwerken. Lüdig: Ouverture-fantasieën nr. 1 in b en 2 in b, Haanlöö (Midzomernacht); Lemba: Pianoconcert nr. 1 in G; Kapp: Volme piht (laatste bekentenis); Symfonie nr. 4 ‘Noortesümfoonia’ (Jeugdsymfonie). Triin Rubel (v), Mikhel Poll (p) met het Ests nationaal symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 20150 (73’23”). 2018

Naarmate meer cd’s met symfonische werken uit Estland verschijnen, krijgen we een beter inzicht in de muzikale ontwikkelingen daar. Mijn sympathie voor die wereld die ik in 2003 wat beter leerde kennen, wordt erdoor gevoed.

Dit is de tweede Chandos cd die Neeme Järvi wijdt aan muziek uit zijn vaderland. Op Chandos CHAN 24126 bracht hij al werken van Rudolf Tobias, Artur Lemba, Heino Eller, Kaljo Raid, Veljo Tormis en Arvo Pärt met het Schots nationaal orkest. Wie even op Wikipedia kijkt, ziet dat er best nog andere componisten uit de noordelijkste Baltische staat zijn die op een opname wachten: van Anti Marguste (1931-2016), Jan Koha (1929-1993), Ester Mägi (1922), Heino Jürisalu (1930-1991) en Heimar Ilves (1914-2002).

Nadat Estland na lange overheersing door de buurlanden in 1918 een zelfstandige staat werd en voordat het land in 1941 eerst door Duitse troepen en in 1945 door Russische troepen werd bezet en pas in 1991 weer zelfstandig werd, kon het zich pas autonoom ontwikkelen.

Het is daarom niet ongewoon dat de eerste componisten van belang, hier vertegenwoordigd door Mihkel Lüdig (1880 - 1958), Artur Lemba (1885 - 1963) en Artur Kapp (1878 - 1952) nog onder invloed stonden van de Russische nationale school omdat ze in St. Petersburg hadden gestudeerd. Maar ook de folklore uit eigen land had invloed.

De beide Ouverture-fantasieën van Ludig ontstonden veertig jaar na elkaar en hebben een nobel karakter met hun lyrische en kordate momenten. De ’symfonische scène’ Midzomernacht uit 1910 is sfeervol met een tamelijk mysterieuze impressionistische inslag.  

De muziek van Lemba maakt een extroverter indruk en hijzelf speelde vaak de solopartij in zijn virtuoze Pianoconcert nr. 1 uit 1905 (hrerzien in 1907). Tchaikovsky, Anton Rubinsten en Rachmaninov zijn hier nooit ver uit zicht.

De laatste bekentenis van Kapp uit 1905 klinkt in de orkestratie van Chales Coleman uit 1990. Het is een soort klacht op een Lutherse koraalmelodie en lijkt terug te blikken op een ver verleden. De Symfonie nr. 4 is uit 1948 en heeft een bijsmaak die onder Sovjet druk ontstond. Het werk werd namelijk geschreven ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van Leninistische Communistische Jeugdorganisatie en Kapp kreeg er in 1950 een Stalinprijs voor. Misschien dat hij het als stil protest daarom kort hield met enige plechtige, melancholieke maar ook optimistische momenten.

Alle uitvoeringen maken een goede indruk.