Steven Isserlis: Lieux retrouvés. Liszt: Romance oubliée S. 132; Die Zelle in Nonnenwerth S. 382; La lugubre gondola S. 134; Janáček: Pohádka; Fauré: Cellosonate nr. 2 in g op. 117; Kurtág: For Steven: in memoriam Pauline Mara; Pilinsky János: Gérard de Nerval op. 5b; Schatten; Kroó György in memoriam; Adès: Lieux retrouvés. Met Thomas Adès. Hyperion CDA 67948 (76’44”). 2011
Bij een cellorecital doen zich legio programmatische mogelijkheden voor. Voor zaaloptredens leggen de uitvoerenden zich doorgaans restricties in hun keuze voor bekende werken op, maar voor een cd opname gelden die niet en kan men heerlijk vrij van conventies ruim zesenzeventig minuten ongewone muziek veroorloven.
Dat geldt al helemaal voor een cellist als Steven Isserlis die alle platgetreden paden al vaker heeft bedeeld en componist/pianist Thomas Adès die begrijpen de kans grijpt om een eigen werk te introduceren.
Verrassend beginnen ze meteen met drie arrangementen die Liszt van eigen wek maakte en die het meteen door hun melancholieke sfeer heel goed doen in deze interpretatie.
Het altijd wat magische karakter van Janáčeks Sprookje wordt doeltreffend en vrij luchtig benader, substantieel, vol gepassioneerde extase klinkt de Sonate van Fauré en de elementaire, geheimzinnige weemoed uit de miniatuurtjes uit de jaren 1984 tot 2010 van Kurtág voert de luisteraar het heden in met het extrovertere Lieux retrouvés van Adès dat bestaat uit vier klinkende landschapimpressies. Water, berg, veld, stad. Dit laatste als een soort cancan macabre à la Offenbach.
Al deze werken krijgen mooi het gewenste karakter en de juiste stilistische en klankmatige inkleuring.