Judith Ingolfsson: Concert-centenaire. Stephan: Groteske voor viool en piano; Magnard: Vioolsonate in G op. 13; Fauré: Vioolsonates nr. 1 in A op. 13 en 2 in e op. 108; Vierne: Vioolsonate in g op. 23; Pianokwintet in c op. 42. Met Vladimir Stoupel (p), Rebecca Li (v), Stefan Fehlandt (va) en Stephan Forck (vc). Accentus ACC 80371 (3 cd’s, 3u., 04’24”). 2014/6
Als verklaring voor de titel Concert-centenaire van dit project wordt gegeven dat het om werken van componisten gaat
wier lot tragisch betrokken was bij W.O. 1. Daarin kwamen kwamen Rudi Stephan en Albéric Magnard in resp. 1914 en 1915 om. Uitgebreider wordt daarop ingegaan in de een dvd documentaire van Accentus met de titel Music in times of war and revolution.
Zo treffen we hier wat verrassend een Duitse en drie Franse componisten aan met werken voor viool en piano. De drie cd’s zijn ook afzonderlijk verkrijgbaar. Vooral die met werken van Stephan uit 1911 en Magnard uit 1903 verdient een krachtige aanbeveling.
De Groteske van de aan het front gestorven Rudi Stephan uit 1911 bezit inderdaad iets dat grillig en wonderlijk is en vormt een aangename kennismaking. Magnard, die meteen in 1914 door de Duitsers werd doodgeschoten toen hij zijn huis wilde verdedigen, schreef zijn uitgebreide, want hier 45’17” durende vrij elegante Vioolsonate in 1901. Het werk krijgt een spannende vertolking.
Minder interessant is daarna de Fauré registratie. Van diens beide Vioolsonates bestaan immers al zoveel andere opnamen buiten deze, hoe goed op zichzelf ook, maar Ingolfsson en Stoupel moeten het opnemen tegen de eigenlijk nooit overtroffen Arthur Grumiaux en Paul Crossley (Philips 426.384-2) en Daishin Kasimoto en Eric le Sage (Alpha 604). Maar op zichzelf beschouwd is ook deze versie uiteraard best bevredigend.
Er bestaat een groot contrast tussen de beide sonates van Fauré die met een tussenpoos van veertig jaar werden geschreven. De eerste heeft een fel en vurig karakter, de tweede is eerder teer en nobel van aard. Dat hebben de verbeeldingsvol spelende Ingolffson en Stoupel goed begrepen.
Veel meer de moeite waard is dan weer de combinatie van de Vioolsonate uit 1906 en het Pianokwintet uit 1918 van Louis Vierne. Deze was een gelukkig leven ontzegd, want hij werd in 1870 vrijwel blind geboren, ontkomt na een valpartij maar ternauwernood aan een beenamputatie, verliest in de oorlog zijn broer terwijl zijn zoon als dienstweigeraar wordt terechtgesteld. Kort daarop schreef hij zijn Pianokwintet dat nu eens vertwijfeld, dan weer opstandig klinkt. De Vioolsonate klinkt vrediger en bevat een ook zo uitgevoerd energiek allegro risoluto en een subtiel andante sostenuto.
De van huis uit IJslandse, in Duitsland werkzame violiste Judith Ingolfsson die in de V.S. aan het Curtis Institute studeerde, maakte al opnamen van de Vioolsonate van Shostakovitch en het Divertimento van Stravinsky (Audite 92.576), de Solosonates van Ysaÿe (Genuin GEN 11202) en twee werken van Laks (Eda 31). Niet allen in de duowerken, maar ook in het kwintet horen we heel competente en toegewijde musici aan het wek die een fraaie herinnering maken aan deze wat ongewone combinatie van werken.